3<í8 a n n a s d ö m e s t i c a : t a m m e e e n d , h o k - e e n d .
is, maaken zy ook een piepend of fluicend geluid, en dit zal misfchien de reden zyn,
dat z y , ann de regterzyde van de Lugtpyp, een Beenig Lugtkasje hebben, in grootte
en gedaante naar een Vingerhoed gelykende, welk zig opent in de Lugtpyp ; die
voor de verdeeling in takken Beenig is en met een Beenig middelfchot voorzien. In de
Wilde Eendcn is dit Lugtkasje grooter, en heeft niet alleen insgelyks in de Smienten of
Fluit-Eenden, maar ook in de Pylflaart Zee-Eenden plaats. De Woorden hebben
een grover dem dan de Eenden , die fcheller zyn van Geluid. De tamme
worden als de gemeenften, onder de Ruid- o í Ruy-Fogelen, aangemerkt.