■I
l!
1 1
i! lili I I11 ¡1I ¡ Ijllf iI
lili
Het; w y f j e , dac men in de wandeling\flegtsdeaEN®. tytelt',_verfchilt weinig in
grooete* De BovenkaakvalidenBek, die even alsJndeWoorden:, rondjswan boven
etuin gefyke breedt® uidoopt, is op eenen bleekm.grondraartig gefprenkeld..en aan’c
end¡ ook zwarc getipt, De Kop., zo wel alade geheele R u g , betievens de.Borst en
Buik, zyn bekleed met Vedaren,, diehalf vaal:of geelachtig ros.,, half zwartachtig graauw
zyn ; maar om d'emHals heeft de.Eend, zo wel. als.deWoord, in dit Voorwerp een
breeden witterr Ring, en aan den Kop eenige witte Vlakkeqí Ook is het onderfte van
den Buik, over de>Legheen, wit, doeh de Staart vanKleurals-hetLyf. Debovenfte
en kortíle Slagpennen der Wieken zyn graeuw, de onderfte en langfte, ais ook de
middelfte, geheel wit. De Pooten en de Vinger-Nagels komen in Kleur, Zo wel ais
de Oogkringen met die van den Woord overeen.
A A N T E K E N I N G E N,
t y y geeven hier de Afbeel'dingen van- deeze t a -m m e b e n d e n tot een voorbeeld,
waar uít men zig derzelver gedáante.e»vecfchili metr de YSliten kan voorftellen. De
Kleur is, ais voorheen gezegd is, veele veranderingen-onderiievig, alzo men’er zelfs
geheel witte en gefpiegelde onder vindt. De Levensmaniec* deezer Hok- of Huís - Een-
den is genoegzaam bekend, en in ’t Stuk van YOor.ocefiliiig verfchillen zy van de Wilden
weinig. Z y maaken dikwyls haare Nesten, buiíen.-, ’feKok, in Haagen en Kreupelbosch,
waar uit z y dan de Jongen, behendiglyk, naar ’t Water weeten te geleiden: want die
zyn al zeer jong tot zwemmen bekwaam. Vanneer- ’ér Hoender-Eijeren of dergely-
ken, in plaats der haaren, in zulk een Nest gelegd Zyn, broeden zy die gewillig uit.
Zo menze daar mede Iaat begaan, dan is ’t verwonderlyk te zien, in welk eene ver-
legenheid zy zig bevinden, ais die niet te Water willen; waar uit de domheid blykt
van deeze Vogelen. Behalve het kwaaken, welk haar met veele ander Eenden gemeen
Z z z z 2 is>