344 Y U N X Tü kquili.a . D R A A I I I A L S , M IE R E N JA A G E R .
B E S C H R Y V I N G.
De natuurbefchryver Ray merkt aan, dat het een der fchoonste Vogelen zy van ons Werelds.
deels Echter zou men zulks , wegens de graauwachtige Kleur, naauwlyks toeftemmen. In
groottewordthy by — Myns oordeels, echter, overtreft hydenzelven
■BW ■ W M M M w m r de i&Sla!iszeven enee,lhalfDu,m
lang, M B l dun, e n maar-weinig kromte, heeft drie Kwartier Duims. De Staart
kan men opderd half Duim rekenen. De Schenkels zyn tat aan de Kniejen gevederd; de Poo- .
ten omtrenteen Duim lang; van de tweeagter-Vingeren, de eene met de Nagel dne Kwartier,
de andere een half Duim. De Voor-Vingers zyn een weinig korter doch ook de eene veel
langer dan de andere. De Staart fteekt verbuiten de Vlerken uit, en verbreedt zig naaf t end
betonde uit dünne Vederen, die bleek geftippeld graauw zyn, met gegolfde zwrnte Streepjes
ovcrdwars; van onderen breedgebandeerd. De Wiekenzyn, in ’t ;graauwe, met veelerley zwar-
te en geelachtige Vlakken getekend : de buitendile Slagpennen bruin met vierkante geele Vlak-
jes uügemonsrerd. Over ’t L y f is de Kleur van boven grys met een zwartachtig bruifie Band,
die zig tot op den Kop uitftrekt. Zulk een Vlak vindt men o&k agter de Oogen weder-
zyds, wier Kringen geelachtig ros zyn. Van onderen is hy witachtig, aan de Keel iets uit
den geele met donker bruinc dwarsftreepjes, die aan Borst en Buik veränderen in halfmaans-
W ze Vlakjes, tot aan de Stuit. De Bek is glanzig uit den blaauwen bruin. De Pooten
zyn uit den graauwen eenigzins roodachtig, met bleekgraauwe Nagelen. Het Wyfje verfchilt
alleenlyk daarin, dat het de Kleuren een weinig bleeker heeft ende bruine Band op de Rüg
is niet 7o donker, ftrekkende zig wat verder uit.
A A N T E K E N I N G E N .
Deeze Vogel in de hand gehouden werdende als men hem gevangen heeft, is zeer wild,
endraait altöosden Kop agterwaards, op zulk een zonderlinge manier, dat hy daar 'van den
naam bekomen heeft. Hy kan ook de Veders op den Kop over end zetten als een Kuif. Het
Gekiit. ’t welk hy maakt, wordt by dat van een Dwarsfluit vergeleeken. Zyn Voedzel beflaat
voornaamlyk in Mieren, welken h y , gelykerwys de Spechten, met zyn lange Tong die anders
dubbeld in de Bek legt, van onder de Bast der Boomen , of uit de Reeten van oude Muu-
ren haalt, flokkende dezelven dan fchielyk im Dus nestelt hy ook meat in oude Boomen,
broedende van agt tot den Eijeren, ¿Be wit .zyn ab Yvoor. ’t b een Trekvogel, die men
telt onder de eetbaare Vogelen, zynde in de Herist, vet geworden, zeer finaakelyk.