348 P I C U S M é d iu s . M ID D E L S L A G o f K L E IN E R B O N T - S P E C H T ,
B E S C H R Y V I N G .
Ons voorwerp is tusfchen de agt en negen Duimen lang. De Bek haalt drieQuartier Duims,
zynde veelkantig, regt uit geftrekt, aan den tip Wigvormig, gelykerwys in de andere Spech-
ten. De Neusgaten zyn met Borftelhaairtjes tocgedekt; misfchien om ’t Stof, dat uit het
kloppen in oud Ilout ontftâat, afte waeren. De Staart is ongevaar drie Duimen lang en zig
uitbreidende, in punten verdeeld ; als beftaande uit fpitfe Vederen, die aan ’t end gefpleeten
zyn, en waar van de drie buitenften geelachtig Witte Tippen hebben met zwarte Vlakjes zyn-
de de overigcn zwart, zo wel als de geheele kleuring van het Bovenlyf, byna gelyk in de Groo-
tere Bont Specht, en de Voeten hebben, evenzo, twee Vingeren voor, twee agterwaards
wa*r van de buitendfte, met de Ktaauwen, byna een Duiffl lang, de binnenften wat korter.
Van onderen is de Kleur geelachtig wit, met eenige zwarte Pennetjes.aan denBuik, en verder,
aan de Stuit, roodachtig of Roozekleur. De Slagpennen heeft deeze Kleinere Bont-Specht
00k fierlyk wit gevlakt, maar de Schouders der JVieken zyn zwart, zo wel als deNek. De
I-Ials en Borst zyn wit, met een zwarten Bandop zyde. Ook isdeKop, aan’t Voorhoofd,
geelachtig graauw, maar het voomaame onderfcheid beftaat in deszelfs bovenfte gedeelte, of
de Kaht van V Hoofd. die in 't geheel fierlyk Karmynrood is, cerwyl de Grootere Bont-
Specht flegts het Agterhoofd of den Nëk hoog rood of met een rooden Band heeft. Hier
uit zyn de verlchillende-bepaalingen opgemaakt (§).
a a n t e k e n i n g e n .
Aangezien deeze K l ein er e B o n t -S pechten zig onder de G rooteren in ons Land ont'
houden, volgende derzelver Levensmanier, naamelyk de Infekten en Wormpjes, tot hun Aas,
van onder de Bast of uit de reeten der Boomen te haalen, en daar toe een kloppend geluid
dat van verre in de Bosfchen hoorbaar is, te maaken; (weshalve zy ook wel Boomhdkkers o f
Iloutpikkers gènoemd worden): zal ik het gene daar van, bevoorens, zo uitvoerig gemeld is,
hier niet herhaalen. Het Ei is onder op de Plaat afgebecld.
(|) Zic myne Iktuurlyht Histork I. Oiels, IV. SiTOC. p. 38p. 39°*