3 i a AN AS F e r i n a . B R U IN K O P , KN O B -E EN D , Z E E -D U IK E R .
Capite fufco, door F r i s c h onder den naam van Rothkopfiger Enten-Taucher, dat is, Rood-
koppige Duiker-Eend afgebeeld, welke nog nader met den onzen ftrookt. Men noemt denzelven
gemeenlyk, zo ’t febynt wegens de Knobbelige gedaante, K n o b - E e n d , en hy mag
billyk B r u in k o p beeten, alzo de bruinheid van zyn Kop heni van de anderen uitmonftert.
Wy hebben nog wel een bruine Zee-Eend, maar die is nagenoeg geheel graeuwachtig bruin,
en in bet Toppcrtje of Rouwbandje {Anas Fuügula) Bcflaat de rosachtig bruine kleur ook by-
na het geheele L y f Hetzelvc, buitendien, hoe zecr ook in kleintc met deezen overeenkom-
ftig en in leevensmanier weinig verichillende, is door zyne Kuif of Kam aanmerkelyk onder*
febeiden, en heeft een gched ander postuur. De befehryving, welke G e s n e r u s geefc van
zyne Wilde bruine Middel- Eend, om dat dezelve, in grootte als een middelilag uitmaakt tus-
fchen de Eenden en de Talingcn , lieeft met den onzen veel overeenkomst. Of het de Milloum
der Franfchen en de Pochard der Engclfchen zy , zou men mögen twyfelen. t
B E S C H R Y V I N G,
Het verfcbil der Sexe is, in deeze Soort van Duiker-Ecndjes, niet zeer groot. Het M a n -
n e t j e valt een weinig kleiner en minder lyvig, gelyk niet ongewoon is onder de Eenden,
De langte bedraagt, van de punt des Belcs tot aan het end der Staart, anderhalven voet, die
van den Bek anderhalf Duim. De Staart is weinig langer; zo ook.het ongevederde der Poo-
ten, maar dcrzelver Vingers haalen by de twee Duimcn. De Wicken zyn zeven Duimen,
lang eh bereiken, Coegeflagen zyndc, omtrent het midden van den Staart, die taamelyk fpits
uitloopt. De Kleur aangaande, die is op den Rüg graeuwachtig gegolfd, doordien de Pluimen
bleck