E M B E R I Z A
N I V A L I S .
S T R A N D P U T T E R ,
S N E E UWV OGEL.
JV ie n vindt Dieren, die in de fcoude Gewesten des Aardbodems, ’s Vinters een andere fclcur
aanneemen, dan by Zomer; ja met zulk een witte Vagt aldaar verfchynen, dat zy niet veel ge-
lykennaar het 7fWH* flag van Dieren in een gematigder Saizoen. Ditheeft, onderhet Gevogette,
(om hier van de viervoetige Dieren, Beeren, Wolven, Yosfen, Haazen, niet te fpreeken) niet al-
leen in de Stieeuvihoenderen plaats, maar ook in de Vogeltjes, welke hier te lande S t r a n d p u t t e r s ,
o f S t r a n d -Leeurikken ,, en in Sweeden Sneeuwvogels genoemd worden. Men vat ligt de reden
van die benaaming j terwyl zy zelis in de koudi'rc Gewesten , ons. bekend , gelyk in
Spitsbergen, op de Sneeuw waargenomen zyn; alsookaande Hudlöns-Baay, zynde aldaar byna
geheel wir. Derhalve noemde menze oudtyds ook Witte Vinken, om dat de geftalte wel wat
zweemt naar die der Vinken. Linweus had ze bevoorens tot de Leeurikken betrokken (*), waar
medezy overeenkomen door de langte des Nagels van den Agtervinger; doch de figuur des Beks,
die korter is dan in de Vinken, betrektze tot de Geelgorfen ®. Van dit Geflagt, waar toe ook de
Ortolaan behoort,zo wel als de Haverkneu, zynde kenmerken opgegeven, in de befchryving dier
Vogelen (§). Brisson geeft ’er den Tytelaan van Sneeuw.Ortolaan-, daar hy vier veriqheideiiheden
van maakt, die meestendeels van het Saizoen. zullen afhangen: want Linn*us merkt aan,dat deeze
Vogel in Sweeden, in k Winter-Saizoen , niets geelsheeft, zynde alsdan aan den Kop, Hals en
Borst,fchemerend Sneeuwwit,op de Rüg en Vlerken geheel zwart; hoedanig eenen C a t e s b y , in
Virginie en Carolina, des Winters ook waargenomen heefc, dien hy Sneeuw-Mosch cytett; doch
by Zomer neemt die zyne Tygerachtig rosgeele Kleur weder aan, gelyk in onze Afbeelding,
BE.
(•) Alauda Remigibus albis &c. Faun. Succ. I. T. f. 194*
(f) Rostro cum Emberiza convenit. Faun. Suec. IL p. 83»
(g) üp bladz. 115 en 145 van die Vogelen* Werk, en de Äfbeelding-PI. 61, 75*
Gg gg