TRINGA OCHROPUS,
L I T T O R E A .
S T R A N D S N E P ,
G R O E N P O O T .
O n d e r de Strandloopers maakt de Kleur der Pooten, die in ander Gevogelte niet zo zeerin
aanmerking komt, wegens derzelver ongemeene langte, een blykbaar Kenmerk uit. Wy heb-
ben voorheen verlcheidene derzelven met roode Pooten belchreeven, die zelfs in de Kievit en
Kemphaan plaats hebben. Anderen hebben de Pooten geelachtig of gracuw, maar eenige weinige
Soorten komen ’er voor, met Pooten die uit den groenen zien. Onder dezelve behoord
deeze, dien men daarom te regt G r o e n p o o t mag noemen, Evenwel komen in de Soort, toc
welke hy betrokken is, ook voor met bruine Pooten, ’t welk de benaaming'van Tringa
Ocbropus eerder zou aanduiden. Doch het is zcker, dat de Pooten, zo wel aß de Bek der
Vogelen, na de dood vry veel van Kleur veränderen, waar door het helder groen of Gras-
grpen uit den bruinen ziet, en lbmtyds byna zwart wca-dt, zo wel als andere Kleuren. Hierom
kan deeze ook wel tot de Byfoort of Verfcheidenheid der gemelde, „die de Bek effen, Asch-
„ graeuwe Pooten, bruine Slagpennen, met de Schaft der buitenfte wederzyds wit (*) heeft,”
behooren. Dezelve, boveiidienj ß bnder den laam' v«n ’Tringd Littorea "door L innjE u s voor-
gefteld geweest, doch thans door G m e l in hier t’huis gebragt. Van, den Totanus cinereus van
B r i s s o n , niettemin, zo wel ab van den zwarten Ruiter van B e l l o n iu s , fchynt de onze aan-
merkelyk te verfchillen. Sommigen betrekken hem cot de Plevteren, doch ’C is zeker, dat hy
dezelve in grootce vry veel overtrefc, doch by die van den Reiger komt hy veel te kort ({).
Dat
(*) Tringa ( liu w .) Roflro tovi, Pedibraque einer* Remigibusque Weil, Rachi prima nivea. LimC S)ft. Mit XII. p. n jl. Sp. 17. Gheiik,
E l XIII. p. «77._
( f ) Mr. O ldhams White Heroo. A lb. Ä v. III. T. 89. word hier t’fiuis gebrägt.
LU 1 2