ÏB.ÏN"G XL L A C A E .D U E I I S. iw
F R I N G I L L A
C A R D U E L I S .
D I S T E L V I N K,
P U T T E R .
I n het Geflagt der Vinken (Fringilla) , waar van reeds verfcheidene Soorten, die gemeenlyk by-
zondere Naamen voeren, behalve de gewoone V in k e n , befchreeven zyn, maakt de D i s t e l v in k een
ongemeen fraaije vertooning. Men noemt dit Gevogelte dus, om dat zy, in vryheid zynde, in de
Herfst en ’s Winters aàzen op het Zaad der Doornen of Distelen. Hier van heeft de Latynfche
naam Carduélis, zo wel ais de Italiaanfche Cardillo, de Franfche Chardonneret en de Engelfche
Thistle- Finch, zekerlyk ook zyne afkomst. In ’t Nederlandsch geeft men ’er, doorgaans, den
naam van P u t t e r aan; dewyl zy zeer Ieerzaam zyn, om het Water, tothun drinken,door middel
van een Kettingje en Vingerhoed uit een Glas op te haalen; gelyk bekend is. Wegens de Kleur
heeft men ze in *t Grieksch Chryfomitris, in ’t Latyn Aurivittis en in ’t Engeisch Gold-Fincb,
dat is Goudvinb, getyteld; maar de hedendaagfche Grieken geeven ’er, om de eerstgemelde
reden, den naam van Akanthis aan.
B E S C H R Y V I N G.
In fchoonheid munt de P u t t e r onder ’t klein Gevogelte van onzen Landaart uit. Zy zyn wat
kleiner dan de Moslèhen en Vinken. De Iangte van de grootften, dat de M an n e t je s zyn, be-
draagt vyf Duimen en een Kwartier Duims; de Bek is een half Duim lang, de Staart by de twee
Duimen. De Wieken, die drie Duimen lang zyn, hebben ruim zeven Duimen vlugts. Wat de
Kleur aangaat, die is boven op ’t L yf rosachtig graeuw, van onderen witachtig, uitgenomen aan
Oooo