so6 SCO LO PA X P h.eopus. K L E IN E W U L P , REGEX-^S' ULP.
Voeten Hfl de Staart drie Duimen. De Dyenzyn ten halve öngeveäerd, de Schenkels
twee Duimen lang, de midddfte Vinger Vyf Kwartier, de :zydelingfe 66m Duim, het agter-
Vingertje ■veelledig, -op den Grond zig nederzettende, ten half Duim. De buitenfte Vinger is
met den raiddelften door een aanmerkelyk Vliesje famengevoegd. De Kleur der Pooten is
blaauwachtig, volgens aanduiding van den bynaatn Phaopus^ met zwarte Nagelefl. Wat den
Bek aangaat, die is naar’t end toe zwart, naar den Kop roodachtig en heeft de Neusgaten
Streepswyze boven aan geplaatsr. Van boven is de Vogel, met de bepaalrog Overeenkomftig,
irizonderheid op de Rug, in de geelachtige bleeke grondklear, met Ruitswyze graeuwe Vlak-
ken gefchakeerd (*). Op de Vlerken zyn drie Vlakken meest driehoekig, aan den Kop, Borst
en Hals, Streepswyze, doch verdwynen aan deaBuik, die eene geelachtig bleeke Kleur heeft,
zo als ook de grondkleur is der Wieken. De Dekveders zyn geelachtig met bruin of graeuw
gebandeerd, bleeker dan op de Rug; zo ook de Veders van Hals en Kop. De Slagpenneft
zyn zwart met witte Schäften, de binnenften wit gezoomd. De Stuit is wit, de Staart heeft
•de Pennen bleek geelachtig met bruin gebandeerd.
A A N T E K E N I N G E N .
Men ziet hier duidelyk, dat onze K l e in e W ü l p op ver naa niet zo donker graeuw is als de
Groote, offchoon R a y hat tegendeel verzekert en de Heer N o s em a n ook gezegd hadt, dat de-
» zelve nagenoeg in Kleuren daar mede overeenkwam. Wy kunnen ’er hier zo zeer niet van
oordeelen, om dat zy in dit gedeelte onzer Provincie zo weinig voorkomen, onthoudende zig
voornaamelyk op de Slykerige Ondiepten aan de Zee - Stranden, Waat van deeze. Kleine ook
S l y k -W u l p heet, zo gemelde Heer verzekerde. De Engelfche naam is Whimbrel en zy vallen
in Engeland zo verfchillende, dat men ’er zelfs byna geheel Witte vindt, werdende deeze
Wulpen, hoe ook van Kleur, aldaar voor zeer fmaakelyk gehouden, zo het Engelsch Rym ,
hier onder geplaatst, aanduidt ( f ) . Meer gedagte Heer N o s em a n hadt ook reeds daar van melding
gemaakt, en de Eigenfchappen, zo ten opzigt van het zoeken van hun .Aas, als van de
Eijerlegging, Broeding en Voortteeling, door hem zeer uitvoerig gemeld, als weinig verichillende
in de Kleine en Groote Wulpen, zal ik hier niet herhaalen.
(*) Scolojax (Phaopus) Roitro arcuato, Pedibus cserulefcentibus, Maculis Dorfalibus fafcis Rhomboidalibus. Syß. Nit. XII. Gen. 16. Sp. 4-.
(f) A Curlew, be fhe white be fhe black,
She carries twelve Pence on her back.
P a i s . p. 399-