P i e XIS YAKJXJS M IN 0 K. »
P I C U S V A R I U S MINOR.
A L L E R K L E IN S T E
B O N T - S P E C H T
VAN ONS LAND.
JBillyk kurmen wy dien naam aan den Vogel van deeze Afbeeldingen geeven, alzo het bui-
ten tegenfpraak de kleinfle is der Bonte S pechten van ons. Land en waarfchynlyk ook van
gantsch Europa. In ’t algemeeen echter ftrookt deeze benaaming niet ; hoewel de Hoogleeraar
G melin nog daar van getuigt, dat het de kleinße zy van bet Geßagt der Spechten.
Hy befchryft zelf, als een nieuwe iòort, en wel devyftigiie, een Tweekleurigen Specht, van
Eticénada, die, zo hy zegt, maar weinig groöter is, en een Molukfen, van de zelfde groötte
als de onze (f) zynde een drie-en- vyftigfte'foort. Ook ipreekt zyn Ed. van eenen ruigen
Virginifchen, de grootte van een Huismosch hebbende, by B eisson iets kleiner, en de aller-
kleinße bonte by K lein genaamd ; terwyl gedagte Franfche Autheur ’er één van Caijenne
heeft, (§) welken hy opgeeft als de kleinße foort van Spechten, niet ly viger dan een Vygen - Eeter,
én maar een Quartier over de drie Duimen lang zynde. De grootte van den onzen zullen wy
ftraks befchryven, meldende ondercusfchen , dat de benaatning van dit ons Spechtje , gelyk
men het met N oseman wel noemen mag, in ’t Engelsch Lesfer fpotted Wood-Jpite , in ’C
Hoogduitsch Gras-Spechtin ’t Italiaansch Pipra opgegeven wordt.
JBE.
d b ) . Pico* m in o r , hujus Generis minimas. Syst. Nat. X III. pi 437 . Tom. I.
( f ) Picus Moluccenfis; minoris magnitudine, Ibid. p. 439.
(5) Picus Caijenenfis minor Hsec esc hujus Generis Species, minima* Ficedulam crasficie non fuperat, Briss. J v. Ord. X III. gen. X L V IL fp. 18.
Xxxx