3S0 TRINGA OCHROPUS, L ittorea.' STRAND-SNEP, GROENPOOT.
Dat hy niet tot de Sncppen beboore, hoewel men hem by ons S t r a n d sn e p noemt, zal uit
de be&hryving blyken.
b e s c h r y v i n g .
De Vogel komt in groottc nagenoeg met den Zwarten Ruiter, dien ik bevoorens be>
fchrcevcn heb, overeen. De langte, over den Rüg gemeten, bedrängt ruim twnalf Duimcn,
die van den Bek over de twee Duimen. Het ongevederdc der Pooten heeft mecr dan vier
Duimen langte; de middelfte Vüigcr haait ainderhaif Duim; de zydelingfe zyn weinig koiter.
Men vindt den buicenlten met een klein Vliesje nan den middclften gevoegd. Het Agtcrvin-
gertje is kort en klein, en heeft het onderfeheidend Kcnmerk der Strandlooperen, waarvan
voorheen gefproken is. De Vlerken zyn omtrent zeven Duimen lang en (Irckken zig nagc-
noeg tot aan het end van de Staart uit. De Kleur aangaandc komt hy mecr met onzen PZit-
ttn Strandlooper overeen. Van onderen is hy gcliccl "wrt, uitgenomen eenige ftreepigheid aan
de Kecl; van boven donker grneuw en wit gelprcnkeld; dewyl de randjes der Pluimen wit
zyn. Even *t zelfde heeft op de Wicken plaats, wat de Dckveders aangaat, maar de Slagpen-
nen zyn zwartachtig bruin. In de buitenfbe of lnngfle Slagpcn vindt men dat onderfeheidend
Kenmcrk van een tvilte Schaß, waarvan gclprokcn heb. Ook heeft een zonderlinge graeuwe
Piek op de Schouderen plaats. I-Ict Agterlyf of de Rüg is gehcel met wit Dons gedekt, zo
wel als de Scuic, maar de Staartpcnnen zyn, zo wcl als by de anderen., in het witte fraay ge-
tekend met bruinc dwarsflrecpjcs. De raidddfte, evcnwcl, hebben hiervan het minfic. De
Bek, wiens Bovenkaak Imakig over de Onderkaak uitloopt, even als in de wietc Strandlooper,
is gcheel zwart en effen ofglad aan ’t end, niet pukkclig, gelyk na ’t fterven in de Sneppen
plaats heeft, als voorheen gcmeld is. Of die in anderen van deeze Soort verfchillende z y , gelyk
de bepaaliug aanduiden zou (*), kan ik niet verzekeren. Maar het byzonderfte Kcnmerk
van de Groene of Groenachtige Pooten heeft hier ten blykbaarfte plaats; hoewel die Kleur na’t
fterven allengs verdonkert , en byna in ’t zwartaclitig bruinc overgaat: waar van misfchien de by-
naam Ochropus ontleend zal zyn,
A A N T E K E N I N G E N .
Men ziet hier uit, dat in de Historie der Vogclcn., wellte men Strandloopers noemt, nog
nanmorkelyke duisterheden plaats hebben, die, wegen» derzclver Wilden aart, niet ligt ont-
ltnoopt zullen kunnen worden. De tegenwoordige, die, naar alle gedagten, in levensmanier
met dczelvcn weinig vcrfchilt, is liier in ’t Duin, buiten Ihmrlem, in deeze Voorwintcr gc-
fchooten,
. , ( * ) T flnft* (Q ch n p u i) R o ilro «pico p u n fiU to , P cd lbu i v lrefcentlbu i ■ D o rfo fofeo • v lrld l • A bd oraln c RcftilclbfM auo cx tlm li ulblo. L m G km * S y ß i Wh ut ilipn. * * '