C U C U L U S Rufus.
DE ROSSE KOEKKOEK.
D e Koekkoeken zyn, onder de Nederlandfche Vogelen, wel de wonderbaarlykften. Ik wit
hier niet ftaan blyven op het zonderlinge Geluid, welk zy maaken, dat de Lente aankondigt;
hoewel het by gelegenheid van hunne Paaring of Eijerlegging gefchiedt. Het zyn Trekvogels,
die hier te lande doorgaans eerst in de Meymaand verfchynen, en vervolgens dat aartige Geluid
maaken, waar van zy byna in alle taalen van Europa den naam hebben. Dus noemt menze,
naar den Latynfchen Cucu/us, in ’c Italiaansch Cuculo, of Cucherto, in ’t Fransch Coucou, in
’t Engelsch Cuikow, in ’t Hoogduitsch Kuikuk, en men plagtze, in’t oude Nederduitsch Koc-
kock te heeten (*): weshalve ik oprdeel, dat K o e k k o e k 'beter gezegd zy dan K o e k o ek . Ook
zal ik hier niet omftandig fpreeken van haare Eijerlegging in de Nestjes. van andere Vogeltjes;
alzo zulks, voorheen, door wylen den zeer kundigen N o z em a n , als ook door my zelven gedaan
is (f). Alleen zal ik in ’c byzonder acht geeven op de zonderlinge verandering van Kleur en
Geftalte, die de jonge Koekkoeken van de Ouden zo zeer doet verlchilien, dat menze naauw-
lyks voor dezelfde Vògels zoud’ aahzien.
Verfcheide Autheuren hèbben dit opgemerkt. A ld r o v a n d u s zegt, dat de Koekkoek volmaakt
naar efen Duif gelyken zou,-, indien zy niet de Pluimagie had van een Havik of Sperwer. Dit,
ziet men ljgt, past beter op de tegenwoordige, als op de voorige Afbeelding van een volwasfen
Koekkoek. Behalve het oneindige veffchil der Uidandfche Koekkoeken, thans bekend, dit
reeds by de’ vyfdg beloopt", het Oog verrukkende door haare wonderbaare tekening en kleu-
ren Q : worden thans ook wel twee Verfcheidenheden van inlandfche Koekkoeken, of die
hier te lande broeden, opgemerkt; onder welken onze R os se K o e k k o e k behoort (§).
BE-
(*) Volgens het Ditthmitim Etymobglcm van Kiliaan.
(f) Zie bladz. 1 17 , 118, ter befcbryvinge van Plaat 62, in ’t Tmetk Detl van dit Vogelen* Wetk, enbladz. gjff, in 'c I Deels IV. Sitnt myner Na*
twlyke Historie volgens het Samenfliel van Linnæus.
(I) L innæus hadt in Ed. XII. Syft. Nat. flegts 2a: men vindt ’er in Ed. XIH. door den Hoogleeraar G u iffi 48 Soorten v*n Koekkoeken opgetekend.
(5) Cuculus rufus. Briss. Av. IV. pj n o . N> 1. fu
Nnnn 2