S T R I X
O T U S.
HOORN-UIL, RANS-UIL,
O O R-U I L.
V a n het Geflagt der Uilen , of K a t-U ile n , gelyk menze gewoonlyk noemt, zyn , in her
voorfte van dit Werk, reeds de Veld-Uilen Steen-Uil uitvoerig geboekftaafd. Nog onlangs heb
ik den Goudglanzigen of Kerk-Uil, dien men insgelyks zeer fraay afgebeeld ziet, befchreeven.
Alle deeze zyn onge-oorde of ongehoornde Uilen, in ons Land voortteelende. Tegenwoordig
zyn wy een der Gehoornde o f O or-Uilen, zekerlyk ook een inboorling van ons Gewest, mag-
tig geworden; welken men, volgens den Hoogduitfchen naam, dikwils Rans-Uil noemt. L in-
NjEüs hadt hem, onder de Soorten van het Geflagt der Kat -Uilen, beftempeld met den naam
van O tus, dat blykbaar op de Ooren ziet (*) : Brisson noemt hem Stfio, en by de Oudem kwam
hy onder deeze beide naamen voor. Buffon merkt hem aan, als, een middelflag van Kat-Uilen,
hem nocmende k moyen Duc-, daar hy den S ch u if-U it, Bubo, die de grootte byna van een
Arend heeft, en in ons Land zeldzaam voorkomt, le grand Duc gety teld hadt.
B E S C H R Y V I N G.
Van deezen R a n s - U i l wordt aangemerkt, dat hy in lyvigheid wel naar een Kraay gelykt,
doch weezentlyk maar de grootte van een Aakfter heeft. De geftalte is volmaakt als die der
andere Kat-Uilen. De langte bedraagt, tot aan den top van den Kop gemeten, ongevaar een
Rynlaiidfen Voet, en tot aan de punt des Beks nog wel twee Duimen. Tien Duimen beloopt
d e 'hoogte, van den Grond af gemeten. De Wiefeen zyn negen Duim lang en maaken ruim
derdhalf Voet vlugts. Zy bedekken het end van de Staart, van wier twaalf Vederen de buiten-
öen rosachtig geel zyn, met bruin geftreept en gebandeerd. Van deeze Kleur zyn ook de Slag-
pennen. De Pooten, omtrent twee Duimen lang, zyn tot aan de Nagelen, die lang en krom
zyn,
{*) De-PIuimen op den Kop gelyken hier ook meer naar’Ooren, dan naar Hoomenj hoedanig zy in den grooten Hoorn-Uil voockomen.
G g g g 2