33o E R IN f e l L L A C arbuelij. D I S T E L V IN K , P U T t E R .
de Borst, die nit den rosfen ziet,en aan den Kop. Van boven is dezelve wit gekapt en als gedekt
met een zwaite Sluijer, die wederzyds nedergaat tot aan de Keel, en voorwaards naar den Bek.
Deeze, die witachtig geel is van Kleur maar zwart gepunt, heeft een hoog roode Kraag, welke
by het witte van de Keel zeer-affieekt<endit Vogeltje ongemeen vertiert, ’t welk om den wortel
des Beks, nog cenig zwart heeft. Herzelve pronkt, bovendien, op de zwarte Vielten met een
brecden heldere geeten Band:, want de Slagpennen, uitgenomen de buitenfte, die geheel zwart is,
zyn zwart met witte punten, in ’t midden geel. Van onderen vertoonen de Vieken zig witachtig
Ascbgraauw, maar hebben de Schouders met zwarte Pluimpjes gedekt. De gevorkte Staait beftaat
uit twaalfPennetjes., waarwan de middelften wit getipt, de tweeiuitenften wit gevlakt zyn, Boven
de Stuit is de Staart gedekt met eene witachtige Pluimagie. De Pooten en derzelver Vin-
gertjes zyn bruin.
Dit is de befchryving van de grootile der hier afgebeelden, zynde zekerlyk een Man. De andere,
die met ukgeipreide Vlerken vertoond wordt, verlchilt, bebaken de kleinte, als geen vyf
Duimen lang zynde, oök daar in, dat het roode om den Bek veel bruiner ziet, en dat het zwarte
der Wieken graeuwachtig is. Men za! die dan voor een V y fje moeten houden; het welk van
fommigen gezegd wordt alleen in Meinte te vetfchillen van het Mannetje. ’ t Is zeker dat men ze
buitendien niet gemakkdyk kan onderleheiden. Evenwel zyn ’er, die, wat den Kop aangaat,
nog meer in Kleur verfchillen, gelyk wy een derde Voörwerp, dat om den Bek geen rood Kraagje
had, maar eenig geel, en zekerlyk een V y fje was, gehad hebben. Doch daar komen, onder dk
Gevogelte, ,zo veel Verfcheidenheden voor, dat men zig ligtelyk hierin vergisfen kan. (*)
A A N T E K E N I N G E N.
De DistelvittKEN zyn in ons Land vry gemeen en worden dikwils, met de Vinken, onder de
Slagnetten gevangen. Men kan ze ook, zo wel als die, tot verfiiapering gebruiken; maar de Mannen
houdt men gemeenlyk in ’t leeven om ’er Putters van te maaken, öf ook wegens de aange-
naamheid van hun Gezang. - Z y vliegen Schoolswyze en bouweri tweemaal ’s Jaars hun Nest, dat
uit Mos en Distelpluis of lpmtyds ook uit Vol en Haair zeer künftig famengefteld is, veeltyds in
Vrugtboomen of Tuinhaagen, Het Vyfje legt vyf Eijertjes, die wit zyn, aan ’t breede end met
donkerpaarfche vlakjes getekend. De Jongjes hebben, in ’t eerst, een geheel gtyzen Kop.
( ) Men vindt dus eene Witkoppige en eene Zwareltoipp^e; eene geheel Witte, eene geheel Zwarte; en eene met een Geflreepten Kop, by de heden-
daa^fche Autheuren, Biusion, en Buffon, afgebeeld en befchreeven.
..JI IfIt!; |.
JjMI
'■Im