3« S C O E O P A X Limosa; . S L Y K T R E E D E R , M A R E L .
van 7 usfchenvtiezen voldoen, kan men uit vergelyking met de Afbeelding genoegzaam opmaafcen:
gelyk ook een om hoog ryzende Bek in dezelve geenszints plaats heefc: ten wäre men op de geftalte
möge zien, dac niets uitdoet en de twee witte Veeders of Pennen, aan de zyden van de Staart, ge-
heelontbreeken (* ) . Hy behoort zekerlyk tot ditGeflagt: maar of de Heer G m e l in hem gevoeg-
lyk, tusfehen twee zeer kleine Snepjes in, geplaatst hebbe, laat ik daar, en wanneer zyn Wel Ed.
in de bepaaling, zegt, dat de Rüg, (Pieken, Staart en Pooten, zwart zyn, fchynt hy de Afbeelding,
zo min, als de befchryving, .te hebben geraadpleegd. |
Dit moest ik vooraf laufen gaan, om te körnen tot de befchryving Van ons Voorwerp, ’t welk
de grootfte overeenkomst heefc met de Limofa van den Heer B r is so n , die by de Franlchen Barge,
by de Engelfchen Goat-Head of Geitenkop getyteld wordt, en op de Scolopax Limofa van
L in n /Eus aangehaald is, zynde aldaar de dertiende Soort (f). Buitcn eenig verfchil in de Kleuren
ftrookt dezelve, ’er meede, en de opgegeeven langte is volkomen eens. Het zou de Totanus
van A ld r o v a n d u s zyn.
B E S C H R Y V I N G.
” Deeze Vogel heefc de langte van zeventien Dtiimen, over den Rüg gemeeten. DeBekisniet
regt, gelyk in de G r u t t o (§), maar eenigermaate opwaards geboogen, en ten minfte vier Dui-
men lang. De Wieken ftrekken zig agt Duimen uit, en bedekken de Staart voor een groot ge-
deelte. De Pooten hebben de hoogte van zes Duimen, en de Dyen zyn ten halve dik ge-
pluimd. De Schenkels zyn drie Duimen lang, de middelfte Vinger anderhalf Duim: de agter-
fte, die ddnledig is en zeer kort, raakt den grond en dient mede tot fleunzel in ’t Ioopen en
ftaan. De Kop is, tot aan den Bek toe, met Pluimpjes bekleed, die by den Bek eenigzins
ruig zyn. Aldaar is.de Kleur bruinachtiggefchakeerd, inzonderheid op den Kop, maar, by de
Oogen en aan den Keel," witachtig. Voorts heefc de Vogel om den geheelen Hals eene rosach-
tig geele Kleur, over de borst zig uitftrekkende, doch aldaar, met wit gewölkt, en is van on-
deren aan den Buik en Stuit, byna geheel wit. Van boven, op de Rüg en Vlerken, is de
Kleur bleek graeuw, met zwarte Vlakken; doordien eenige Pluimen in ’t midden zwart zyn,
aan de kanten geelachtig. De Slagpennen, hebben witte Schäften, en zyn, behalven de vier
buitenften,' in ’t midden wit, ’t welk een witte Vlak op de uitgeflagen VIerk maakt. De Staart-
pennen zyn inwaards wit, naar ’t end toe zwart, met witte tippen, de buitenfte byna geheel
wit: De Pooten geheel zwart, zelfsde Nagelen; zo ook de tipvan den Bek, doch die is, voor
.’t oyerige, roodachtig geel. -De Oogkringen, vallen bleekrood.
A A N T E IC E N I N G E N .
Dit laatfte heefc ook in de G r u t t o plaats, en, uitgenomen de gemelde byzonderheden
komt de Geflalte ’er zo veel mede overeen, dat, indien men hem voor het W y f j e daar van
wilde houden, ik my geen party zou ftellen. De Iyvigheid inderdaad, en de meerder groot-
te, geeven aanleiding tot dit vermoeden: doch de Bek en Agtervinger der Pooten, als ook de
Kleur van boven, verfchilt wat veel.
. Ondertusfchen noemt men den G r u t t o ook wel M a r e l , en de flyktreedende eigenfehap
is beiden gemeen. Het zou een Trekvogel zyn, byna geheel Europa, inzonderheid in ’t
Norden en Oosten, doorkruifende; körnende, zelfs in de Zuidelyke deelen van Siberie, en de
middelfte Landftreeken van Afie, aan de Kaspifche Zee en elders voor.
d£ H£cr N m xw > hMft fle* “ o a r a bH e rd . U i,guTC v a . h « t o e n R d ™ L in n a u s gab ruikt, d . elder, door n , i , aM.
81 xu> g“ - 85- ^