M E R G ü S
M E R G A N S E R .
GROOTE DUIKER-GANS,
DUBBELDE ZAAGBEK.
N a het befchryven van den gewoonen Z a a g b e k of Kleinen D u ik e r -G a n s ( * ) , dagt ik niet,
gqlegenheid te zullen bekomen, om insgdyks den G r o o t e n of d u b b e ld e n Z a a g b e k , die den
gewoonen D u i k e r - G a n s der Noordelyke deelen van Europa uitmaakt, naar ’t Leeven in Af-
beelding te kunnen brengen. Een byzonder toeval deedt hem den 19 Febrmry, des Jaars
1793, eenen Liefhebber der Vogelkunde in handen vallen: zynde deeze, in ons Land zo zeld-
w am p diestyds, over ’t Y , agter de Kruidmolen, gefchooten, door J a c o b u s B o s , Meester of
Baas op dezc Kruidmolen. Hoewel het, nu, niet zeker is, dat die Ras hier te Lande broede
of Eiieren legge, kan men hem niettemin zo wel als den gewoonen en k l e in e n Z a a g b e k , welke
insgelyks.door my befchreeven is:, tat de Nederlandfche Vogelen betrekken.
B E S C H R Y V I N G.
1k heb, in die Befchryvingen, reeds gewag gemaakt, van de groote verfchillendheid, welke
de onderfcheiding verduistert, in die Wild Gevogelte. Men vindt door den Hoogleeraar Q m e -
l i n , in het famenftel der Natuur, daar toe, onder den bynaam van Cttftor, een Vogel t’huis
gebragt, die .een Aschgraeuwen Kop en zwartachtige Booten heefc; hoedanig het Wyfje wordt
aangemerkt ¡te zyn. F r isch noemt het Seerache mit 4em nthea Kopf. Maar ’t is bevonden,
dat de onze van de Mannelyke Sexe zy, en blykbaar, dat dezelve dien Vogel voorftelle, welken
de Franfchen Hark, de Duitfchers Meerrach, de En^dkhan Goofander tytelen. Immers,
hy
(•) zie bladz. s ) i . en de Afleeldins vai Man en Wyf, Plaat 124. la j.
I S m