
ASTER BRUMALIS N .A.E . 1161
'ifflS sS
A S T E R B R U M A L I S Rees al) E. Tar.
Winter-Aster.
Uoogduitsch; Winter Sternblume.
Engelsch : Winter Starwort.
Bloeit: Aug. tot in het najaar. 2J.*
Stelsel van Linnaéus. Cl. XIX. O. 2. Syngenesia Polygamia Superflua.
Natuurlijk Stelsel. Vasculares Dicotyledoneae. O. Compositae.
Geslachtskenmerken. Zie Deel I I , N°. 429.
Soortelijke kenmerken. Caule glabro racemoso, ramis submonocephalis, foliis lanceolatis acuminatis am-
plexicaulibus margine scabris, medio adpresse serratis, involucro laxo subaequali.
Stengel glad, trosachtig verdeeld; takken meestal eenbloemig; bladen lancetvormig, spits toeloopend,
stengomvattend, met ruwe randen en in het midden aangedrukt-gezaagd; omwindsel los met min of meer
gelijke blaadjes.
Yariat fi ramis racemoso-ramulosis, ramulis monocephalis. Nees. Gen. et Spec. Ast. p. 70.
Bij de verscheidenheid door NeeS vermeld, en waartoe ik onze plant gebragt heb, zijn de meeste takken
eenbloemig en in trosachtig geplaatste takjes verdeeld.
Onze plant heeft een kruipenden wortelstok, een regten, van onder meest kalen stengel, verlengd- of
lijnlancetvormige, stengomvattende en geoorde bladen. De bloeiwijze is trosachtig of eenigzins tuilachtig met een-
of tweebloemige takjes; de blaadjes van het omwindsel zijn spits toeloopend, in twee rijen geplaatst, met de
puntjes uitgespreid. (Bij de gedroogde exemplaren zijn hunne rigting en vorm moeijelijk te herkennen.) De bloem-
hoofdjes zijn ongeveer 2 centim. in doorsnede, de straalbloempjes lichtblaauw. Het vruchtje is eenigzins ruw.
De A. brumalis verschilt van de A. Novi. Belgii L. door hare trosvormende en niet tuilvormende bloeiwijze,
door den meer stengomvattenden blad voet en de meer uitgespreide blaadjes van het omwindsel. — Volgens
P rof. Oudemans, Flora van Nederland; 2e dr., bl. 241) zijn-de straalbloempjes van A. Novi Belgii roodachtig
violet (zie ook Koch. Synopsis Fl. Germ.) en hebben de bladen van deze bovendien twee sterk ontwikkelde
zijnerven , die bij onze plant niet aanwezig zijn #
Van de exemplaren, die onder den naam A. brumalis in het Rijks Herbarium en het Herbarium der
Nederlandsche Botanische Vereeniging bewaard worden en de levende exemplaren dezer soort, mij door den
Heer R. Bondam uit Harderwijk gezonden, verschilt onze plant door de smallere, langere, sterk geoorde
bladen; ik vind echter, wat de overige kenmerken betreft, geen vrij heid, haar tot een andere soort te brengen.
De inflorescentie is bij sommige exemplaren meer tuilvormig dan op onze afbeelding; de takjes zijn echter
zelden meer dan 1—2 bloemig. De aan den voet verbreede, stengomvattende, geoorde bladen leveren een
kenmerkend verschil met A. Novi Belgii, die volgens Linnakus {Hort. Cliff. p. 408) en op de afbeelding van
Hermann {Hert. Lugd. Bat. Gat. p. 67) op welke Linnaéus deze soort gegrond heeft, bepaaldelijk niet géoord zijn.
■ Nees in zijne monographie noemt drie soorten met geoorde bladen, A. Novae Angliae L., A. puniceus
L. en A. prenanthoïdes Mühlenb, die alle echter door andere kenmerken van onze plant verschillen. — De A.
amethystinus Nutt. door Torrey en Gray {Flora of North. Am., II p. 444) vermeld, moet, volgens hunne
beschrijving, zeer met onze plant overeenkomen.
De afbeelding van Morison (Hist. Plant. II, Sect. 7 , Tab. 22. f. 26), reeds in de 47e eeuw met den naam
A. salicis folio flore coeruleo radice repen te uitgegeven, vertoont door de geoorde bladen en de bloeiwijze
mede eene groote overeenkomst met onze plantg ro o ter mijns inziens dan die met de A. longifolius Lam.,
A. eminens Willd, A. junceus Ait. en A. laevigatus Pursh , met welke men de Aster van Morison later heeft
synoniem verklaard. ‘ . ,
De plant door Grenier en Godron {Fl. Franc.) als A. brumalis vermeld en in noordelijk J? rankrijk hier
en daar aangetroffen, bezit geoorde bladen, terwijl van die van A. Novi Belgii door dezelfde schrijvers gezegd
wordt: demi embrassantes, non auriculées. Torrey en Gray (l.c.) houden A. brumalis voor eene in
Europa door cultuur ontstane verscheidenheid van A. Novi Belgii. Volgens Nees is A. Novi Belgii van
Willd. sp. 3. 2048 synoniem met A. brumalis, A. Novi Belgii L. synoniem met A. serotinus Willd.
sp. 3. 2049, en is A. brumalis onder den naam A. Novi Belgii in vele tuinen gekweekt.
De soorten, die tot deze groote afdeeling van het geslacht Aster behooren, zijn zoo moegelijk scherp van
elkander te onderscheiden, dat men zelfs niet met zekerheid algemeene hoofdtypen kan aanwijzen.
Ik beschouw dus onze plant voorloopig als een verscheidenheid. Welligt kan door latere onderzoekingen
worden uitgemaakt, in hoever zij als eene soort kan worden aangemerkt.
Verklaring der Afbeelding ; a. Bloemhoofdje; b. id. doorsnede; c. schijfbloem; d. straalbloem ; e. vruchtje.
Groeiplaats. Wegens de onzekerheid of de hier beschreven verscheidenheid ook elders is gevonden, geef
ik de groeiplaatsen van A. brumalis liever op , als ik later deze soort zelve zal doen afbeelden. Mijne planten heb
ik gevonden in het jaar 4870, langs de oevers van het riviertje den Berkel, in den modder groeijende,
op de gronden van het huis de Cloese bij Lochem. Het afgebeelde exemplaar is mij in September 4872 door
den Heer Mr. C. J. Sickesz , eigenaar van de Cloese, voor de Flora Batava aangeboden.