
WÊÊÊÊÊÊ^
C AMP A N U L A R A P U N C U L OI D E S L.
Eenzijdig Klokje.
Duivelsch Naaigaren.
Hoogduitsch: Feld-Rapunzel. Wuchernde Glockenblume.
Engelsch: Creeping Bell-Flower.
Bloeit: July—Sept. 4*
Stelsel van Linnaebs. Cl. V. O. I. Pentandria Monogynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Dicotyledoneae. O. Campanulaceae.
Geslachtskenmerken. Zie Deel X , N°. 797.
Soortelijke kenmerken. Radice repente stolonifera, caule erecto obtusangulo folioso in racemum termi-
nalem secundum abeunti, foliis setuloso-asperis inaequaliter serratis, radicalibus longe petiohatis cordatis
oblongis, caulinis sessilibus oblongis et lanceolato-acuminatis , floralibus linearibus, pedunculis solitariis axil-
laribus brevibus cernuis bracteolatis, calycis hirti laciniis patenti-reflexis lanceolatis, corolla lacinus calycis
triplo longiore. . . . ,
Wortel kruipend, uitloopers vormend; stengel opgerigt, stomphoekig, bebladerd, in een eenzijdige einde-
Iingsche tros uitloopend; bladen borstelig-ruw, ongelijk zaagtandig, de onderste langgesteeld, hartvormig-
langwerpig; stengelbladen ongesteeld, langwerpig en lancetvormig toegespitst; de bovenste lijnvormig; bloem-
stefen alleenstaande, in de bladhoeken, kort, knikkend, met schutblaadjes voorzien en met uitgespreid-omge-
bogen lancetvormige slippen; kroon driemaal langer dan de kelkslippen. . . .
Deze soort onderscheidt zich van C. Trachelium L. (Flora Bat. Deel X N°. 797) door den minder hoeki-
gen stengel, de niet dubbel getande, minder harige bladen, de eenbloemige bloemstelen en de eenzijdige
tros. G. cordifolia C. Koch, G. trachelimdes Reich., C. crenata Link.
Groeiplaats. In bosschen, op zonnige heuvels , op velden en bebouwde plaatsen, vèrspreid. Uit tuinen ont-
vlugt, waar zij vroeger gekweekt werd, is zij hier en daar een lastig onkruid geworden. — Rusland, Siberië,
Zweden, Noorwegen, {sporadisch in Denemarken en zuidelijk Zweden), Midden-Europa, Caucasië, Armeme.
Nederland. Bouwlanden, heggen, enz. Houten, Zoelmond , Kampen, Zutphen, Hemmen, Oosterhoutsch
bosch bij'Nijmegen, Ubbergen. Prod. Fl. Bat. Bunnik. Herb. Hartsen. Dordrecht, Heusden, Prod.Fl.Bat.
Baarn, Zutphen F l. B. S. Leiden, Rijnsburg Flor. Leid.; Warns, Leeuwarden Fl. Fris. Volgens opgave
van wijlen den Heer N. van Aken, in het Ulvenhoutsche bosch bij Breda, volgens opgave van den Heer
Coops, te Keppel bij Doesborgh. Te Dalfsen bij Zwol, talHjk gevonden door den Heer Mr. A. G. A. Baron
Sloet tot Oldhuis. Onze afbeelding is genomen naar eene teekening, door Mevrouw Sloet tot Oldhüis
gemaakt en welwillend voor de Flora Batava aangeboden. ^
Volgens bovenstaande opgave schijnt de plant in Noord-Holland en Zeeland te ontbreken en over t
geheel beter op diluviale dan alluviale gronden te tieren. — In Kennemerland komt zij bepaald niet voor.
Gebruik. In vroeger tijden werd de plant evenals C. Rapunculus gekweekt en de wortel tot hetzelfde doel
gebezigd (Flor. Bat. Deel X V , N°. 1162).
W ÖBÊÊmSwti vdÊÊÈti m m u ,