
W U P g J l.
BOLETUS RUFUS PERS. 1140.
BOL E T U S RÏÏEÏÏ S. Pers.
BO-LETUS Y E R S I P E 1 L I S . Eries.
Rosse Pijpzwam.
Hoogduitsch: Rothbrauner Röhrenpilz.
Engelsch: Russy Boletus.
September—October.
Stelsel van Linnaeus. Cl, XXIY. O. V. Cryptogamia. Fungi.
Natuurlijk Stelsel. Cellulares. Mycetes. O. I. Hymenomycetes.
Trib.Poly porei.
Geslachtskenmerken. Zie Deel XII, N°. 936.
Soortelijke kenmerken. Pileo pulvinato sicco primo compacto tomentoso dein squamoso laevigatoque margine
membranaceo annulari inflexo, stipite solido sursum attenuato rugoso-squamoso , tubulis liberis planis minutis
sordide albis ore subgriseo.
Hoed kussenvormig droog, eerst opeengedrongen, viltig, later schubbig en glad, met een vliesachtigen
ringvormigen, binnenwaarts gebogen rand; steel vol ,' van boven versmald, rimpelig-schubbig; buisjes vrij ,
vlak, klein, vuil wit met grijsachtige mondjes.
Deze Boletus onderscheidt zich van B. scaber (Flora Batava, Deel X N°. 740) door zijn droogen, als met
fijnkorrelig meel bekleeden oranjekleurigen hoed en den scherpen binnenwaarts gekeerden over de buisjes
uitstekenden rand, die de plaats van sluijer vervangt. Ook vertoont de steel niet de zwarte schubben, die
de laatstgenoemde soort kenmerken. Syn. Boletus versipellis F ries , B. aurantius Sow., B. 'scaber fi. P ers.
Groeiplaats. In boschrijke streken. Het afgebeelde exemplaar is in September 1873 door mij gevonden
op grazigen bodem, in de boschrijke duinstreek bij Castricum en wel op de. gronden, genoemd »de Brabant-
sche Landbouw” , toebehoorende aan den Heer Jhr. Mr. D. T. Gevers van E ndegeest,
Volgens den Heer F. A. Hartsen (Liste des Fonges supérieurs des Pays-Bas) is deze soort ook gevonden
te Rijzenburg bij Utrecht, door den Heer Jhr. G. A. Six.