
—1
S I L E N E NÏ Ï TANS L.
Knikkende Silene.
Hoogduitsch: Hängende FeldnelkeJ
Engelsch: Nottingham Catchfly.
Bloeit: Junij—Aug. 2J..
Stelsel van Linnaeus. CL X. O. II. Decandria Digynia.
Natuurlijk Stelsel. Vasculares Dicotyledoneae. O. Sileneae.
Geslachtskenmerken. Zie N°. 802, Deel XI.
Soortelijke kenmerken. Pubescens superne glanduloso-viscida, caule erecto in paniculam secundam abeunti,
foliis inferioribus ovato-spathulatis obtusis, caulinis lanceolato-linearibus, calyce oblongo dentibus acutis
petalis bifidis coronatis, dentibus capsulae revolutis, seminibus acute tuberculatis dorso planiusculis.
Zacht behaard, aan den top klierachtig-kleverig; stengel opgerigt, tot een eenzijdige pluim overgaand;
onderste bladen eirond-spatelvormig stomp ; bovenste lancet-lijnvormig; kelk langwerpig met spitse tanden ;
bloembladen tweespletig met een bijkroon; tanden van de zaaddoos omgekruld; zaden met spitse knobbeltjes
bekleed, op den rug vlak.
Deze plant wordt gewoonlijk 3—5 decim. hoog de onderste bladen loopen smal in een bladsteel uit
de takken der bloempluim staan wijd uit elkaar en tusschen elk paar takken is de as eenigzins geknikt.
De bloemen zijn w it, somtijds van onder groen gestreept.
Groeiplaats. Op drooge, zonnige heuvels, in bosschen en onder struikgewas talrijk verspreid. Noorden
Midden-Europa, Siberië, Westelijk Caucasië en Macedonië. Ook op de Canarische eilanden. In België,
volgens Crépin , vrij zeldzaam.
Nederland. Talrijk op de Zeeduinen van Kennemerland en Zuid-Holland, vooral aan de landzijde,
meestal onder struikgewas of langs de voetpaden. Wageningsche berg, de Grebbe, Nijmegen, Driebergen.
Schijnt verder te ontbreken in de oostelijke provinciën, in Zeeland en Noord-Brabant en op de Noordzee-
eilanden.
Het afgebeelde exemplaar is afkomstig van de duinen van Overveen bij Haarlem.