
POL Y T R ICHÏ Ï Ï Ï J Ï ÏE' IPERI ÏTÜM Hedv.
Jeneverbladig Polytrichum. (Vrouwenhaar).
Jloogduitsch: "Wachholder FilzmütZe.
Engelsch: Juniperine Polytrichum.
Vruchtjes rijpen: April—Mei. *
Stelsel van Linnaeus: Cl. XXIV Sect. III. Cryptogamia. Musci.
Natuurlijk Stelsel. Cellulares foliosae. O. Musci.
Geslachtskenmerken. Zie Deel VIII. N°. 634.
Soortelijke kenmerken. Planta elatior e basi subtérranea flexuosa divisa tomentoso-radiculosa erecta.
Folia madore patula et subrecurva, sicca erecta glauco-viridia et fuscescentia, longa lineali-lanceolata, alis
inflexis margine integerrimis, costa in aristam brevem rufulam excedente, subtus muricata, perigonalia et
perichaetalia plerumque margine membranacea. — Capsula tetragono-prismatica, rufo-aurantia demum brunnea,
calyptrae indumento tota obvelata; operculum rufo-purpureum. Peristomii dentes 64 breviusculi.
Stengel hoog, uit een onderaardschen bogtigen, verdeelden, viltig-wortelachtigen voet opgerigt groeijend.
Bladen in vocbtigen toestand uitgespreid en min of meer omgekromd, in droogen staat opgerigt, zeegroen
en bruinachtig, lang, lijn-lancetvormig, met binnenwaarts gebogen, gaafrandige vleugels; middenrib als een
korte rosroode naald uitstekend, van onder stekelig; bladen van het perigonium en perichaetium meerendeels
met vliezigen rand.' — Vruchtje vierhoekig-prismatisch, rös-oranjekleurig, later bruin; door het bekleedsel
van het huikje geheel omsluijerd; dekseltje rospurperrood. — Mondbeslag met 64 korte tanden.
Deze soort onderscheidt zich van P. commune (El. Bat. VIII, 635) voornamelijk door de ongetande en
binnenwaarts omgerolde bladranden en de genaaide zeegroenachtige bladen.
Verklaring der afbeelding: a. mann. plant; h. vrouwel. pl.; g. blad; h. i. h. gedeelten van het blad;
I perigoniumblad; m. perichaetiumblad; e. antheridium en paraphysen; c. vruchtje; d. huikje. (Alles vergroot
; e. f: h. i. £. 100 maal).
Groeiplaats. Vochtige heidevelden, schrale weiden, boschachtige velden, over geheel Europa, noordelijk
Azië en Noord-Amerika. Schimpkr.
Nederland. Texel, ~(v. d. Sande Lacoste) , . Ameland in de duinen bij Nes en op de heide bij Ballum
(Albarda in herb.). Bergen , v. E .; Eennemer binnen- en buitenduinen , v. E .; Lisse, Noordwijk (P r o d rF . B.)
Naaldwijk (v. d. Trappen) , Walcheren , de Bildt, Rosmalen , Beek, Heumen, Deventer, Diepenveen , Twello,
(Prodr. F. B.). In Friesland op verschillende plaatsen (Albarda).
Volgens deze opgaaf kan men wel aannemen dat de soort over het geheele land is verspreid.