
S CIRPÏ Ï S PAÏ ÏCI FLORÏ Ï S Lightf.
Armbloemige Bies.
Hoogduitsch: Armblütige Binse.
Engelsch: Chocolate-headed Club-Rush.
Bloeit: Junij—Aug.
Stelsel van Linnaeus. Cl. III. O. I. Triandria Monogynia.
Natuurlijk Stelsel: Vasculares Monocotyledoneae. O. Cyperaceae.
Geslachtskenmerken. Zie Deel X. N°. 736.
Soortelijke kenmerken. Caule tereti basi vaginato , vaginis aphyllis, spica solitaria ovata, glumis obtusis
muticis, infima majore spica breviore, nervo ante apicem evanescente, stigmatibus 3 , caryopsi trigonaiaevi
setis hypogynis retrorsum hispidis, caryopsi paulo brevioribus.
Stengel rolrond, aan den voet scheedevormig, met bladlooze scheeden; aar eenzaam, eirond;kaflesstomp ,
ongestekeld, het onderste het grootste, korter dan de aar, met een onder den top verdwijnende nerf; 3
stempels; vruchtje driehoekig, glad; borstels onderstandig, rugwaarts getand , weinig korter dan het vruchtje.
Deze soort heeft minder en schraler bloemstengels dan Sc. caespitosus L. {Flor. Bat. Deel VI N°. 447). Ook
zijn de scheeden rondom de stengels afgeknot en zonder groene punt en de onderste kafblaadjes stomp,
zonder groen aanhangsel en korter dan het aartje. S. Baeothrym Erhrh. S. Balleri Vill. 5. oampestns Roth.
Limnochloa Baeothrym Reich. Eleocharis paucijlorus Luik. Baeothryon paucijlorus Dietr.
Verklaring der afbeelding, o. eene zode; b. plant vergroot, c. bloempjes , d. vruchtje; e. schubje.
Groeiplaats. Op vochtige, veenige plaatsen en aan waterkanten. Europa, van Schotland, Denemarken,
Jemtland in Zweden, Zuid-Finland tot Noordelijk Italië en Spanje. Caucasië; rondom het Baikalmeer;
Westelijk Siberië. — Noord-Amerika in het Rotsgebergte. Hooker.
Nederland. Op vochtige en moerassige plaatsen in zand- en heidegronden en veenstrekei). — In duinvlakten.
Al de eilanden in de Noordzee, behalve Rottum. Holkema, Wijk a/z ; Overveen, Zandvoort, Voorne (zeldzaam).
§ Behalve in de duinstreken worden in den Prod. Flor. Bat. ook als groeiplaatsen genoemd Lunteren
en Nijmegen. — Voorts bezit ik exemplaren, gevonden aan den Hoek van Holland door Dr. Hugo de Vries ,
en in de Veenen tusschen Nijkerk en Hoevelaken door R. Bondam.-
Het op onze afbeelding voorgestelde exemplaar is in Julij 1876 door mij gevonden in een duinvallei rondom
een waterkuil, achter Overveen.