
A S P A R A G U S O P F I C I I A L I S
Var (S marilima.
Zeekants Aspersie. Dwerg Aspersie.
Hoogduitsch: Meeresküsten-Spargel.
Engelsch: Seaside-Asparagus. Dwarf Asparagus.
Bloeit i Junij—Julij 4*
L .
Stelsel tan Linnaeu’s : Cl. VI. O. I. Hexandria Monogynia.
Natuurlijk Stelsel : Vasculares Monocotyledoneae. O. Asparageae.
■ geslachtskenmerken. Zie Deel II. N°. 155.
a basi ramoso,, phyllodadüs abbreviatie, pedunculis articulatis, nodulo
■ °D w ? r £ cM g amet opgaanden, van onder op vertakten stengel en zeer korte twijgjes ; bloemsteelljes geleed; het leedje
B f f d\ t n t me?oeita nï;ét hoo-er dan 1 - 2 decim., met meestal gebogen, opgaahden, eenigzins gevoorden, van onder
H ^ H a k m n st™gel en zeer 'korte, donker blaauwgroene twijgjes; de vruchtjes zijn meestal grooter dan bij de
B » | ■ ? '“ ,',ïj 5 “sSL0f lr s H M H H j j a f c a w »
— b
W Ë m È Ê Ê Ê È (La Fiere Belae Hud. par frame.. IV. 42) moet deze verscheidenheid tot de onze teruggebragt worden.
f c S t e n w X t e s ” nSg ewel op onze Plant L passen, als in g i l '’ermeU1
■ at tot deze ook moet gebragt worden de ;Asparagus marinus van Bauhin {Hxst. Plant. III 72 0 , Frnax p. 4i)U) wegens
de opgave »in tortuosos ramos divaricata.” I R9 WÊ M HHHflf > q^rntimi«? Wierzb
iflE e n e verscheidenheid van de gewone Aspersie, door Kunth ( i n 7 , » ) ver,metd o n d e r ',
met kortere twijgjes en bloemen, algebeeld bij Reichenbach ( Ic. E ur. X , 518) als
Koen. Flor. Germ II. 560) komt zeer met de onze overeen , doch verschilt door haar hoogeren groei. Op de Haarlemsche
duinen heb ik planten gevonden, die tot deze verscheidenheid schijnen te behooren. ■ groeiplaats, ü sommige schrijvers schijnt omtrent deze
waarom met zekerheid weinig kan vermeld worden omtrent de groeiplaats. Volgens .? ?™ IE,E ®" B | S S
■ Frankrijk zeer algemeen langs de kusten van den Atlantischen Oceaan en de M.ddellandsche Zee, ook ™or Spanje
‘H v o rd t zii door W illkomm vermeld. In Engeland komt zij met de gewone Aspersie hier en daar aan de westelijke
B u s t e n en in Ierland voor (Watson). Crépin (Manuel de la ËÉ de Belg.) betwijfelt of
ÏVoor Duitschland en oostelijk Europa vind ik haar met opgegeven en alleen de soort (A. officinahs) vermeld, die daar
^Bchtcr veel minder algemeen schijnt dan in het westelijk gedeelte.^ „n
■ Het gebied der gewone Aspersie schijnt zich voornamelijk uit te strekken van de zandige plakten van centraal ™
’Westelijk Azië , rondom de Middellandsche zee en langs de westkust van Europa tot Engeland en Nederland. Zelfs in
Koord Duitschland schijnt zij zeldzamer langs de kust voor te komen. __ ,
■ Nederland. Deze verscheidenheid is in het jaar 1821 door de Heeren Prof. H. C. van ' ^
W e r s t hier te lande gevonden op de duinen achter Overveen bij Haarlem en door eerstgenoemde b ed r e v en in a ïn F to a
fld g ii septentricmalie,p. 280. Later is zij door Molkenboer bij Katwijk, door Schuurman,5,fSTE?'
H f door Vrijdag Zijnen en Prof V . F. R. Suringar bij Schevenmgen aangetroffen. Ik zelf heb haar sedert ve e jaren
op de duinen van Kennemerland waargenomen. Ik vond echter steeds vrouwehjke exemplaren; terwijl die we ke van
onze duinen in de verzamelingen van het Rijks Herbarium worden bewaard , meestal mannelijke bloemen bezitten. De
^■fgebeelde planten zijn in 1872 door mij op de Overveensche duinen verzameld.
■ Gebruik. Door het talrijk voorkomen der wilde Aspersies op het dorre zand onzer duinen, schijnt de natuur ons een
■venk te geven om ze tot bevestiging van kale duinstreken aan te wenden. Ik geloof dat zij, ^ a 'm a tig tusschen de
lielmplanten gezaaid, uitmuntend zouden slagen en de duinen met baar fristh groen bedekken. Ofschoon de uitloopers
■ e r wilde Aspersies bitter zijn, zijn z ij, volgens sommigen, even goed eetbaar als de gekweekte.