
BRACHYPODIUM SYLYATIOÏÏI R. et S.
Bosch-Kortsteel.
Hoogduitsch: Wald-Zwenke.
EngeUch: Wood Brachypodium.
Bloeit: Junij—Aug. 2j.
Stelsel van Linnaeus. CU I II, O. 2 Triandria Digynia.
Natuurlijk Stelsel. Vasculares Monocotyledoneae. O. Gramiheae.
Geslachtskenmerken. Spiculae multiflorae initio cylindricae, brevissime pedunculhtae; glumae inaequales ;
palea inferior aristata, superior truncata ciliata.
Bloemaartjes veelbloemig, aanvankelijk rolrond, zeer kort gesteeld; kafblaadjeS' ongelijk, het onderste
genaaid, het bovenste afgeknot, gewimperd. — Dit geslacht is van Festuca onderscheiden door het sterk
borstelig gewimperde bovenste kafblaadje.
Soortelijke kenmerken. Radice fibroso, culmis basi non ramosis, superne longg nudis, foliis arcuato-
patulis planis mollibus vaginisque pubescentibus glabrisve; spica laxa nutante, Spicnlis brevissime pedun-
culatis 5—10 floris, palea inferiore acuta superiorem superante aristata, aristis florum superiorem paleam
aequantibus et supra spiculae apicem penicillum formantibus.
t o r t e l vezelig; halmen aan den voet niet vertakt, van boven bladloos; bladen boogvormig uitgespreid',
vlak, zacht, zachtharig of kaal, evenals de bladscheeden; bloem-aar lo s, overhangend; bloempakjes kort
gesteeld, 5—10 bloemig; onderst kroonkafje spits, langer dan het bovenste, genaaid; naalden der bovenste
bloemen even lang als de kroonkafjes, of langer, penseelachtig bijeenstaande.
Deze plant is kennelijk aan hare tengere halmen, losse overhangende aren,. langnaaldige bloemen en
donkergroene kleur, door welke kenmerken zij zich van B. pinnatum P. B. onderscheidt. — Sïn . Festuca
sylvatica H u d s. Bromos p im a tu s fi L . B. sylvaticm Pollich B . dumosus Vill. B . gracüis -Weigel. Festuca gracilis
Moench. Triticum sylvaticum Moench. T . teretijhrum Wib.
Verklaring der Afbeelding: a . Bloemaar; b, bloempje (vergroot).
Groeiplaats. In boschachtige streken. Midden- en Zuidelijk Europa. Caucasus. IM- Ook op de Azorische
(Drouet) en Canarische eilanden (Webb).
Nederland. Deze soort is gevonden op onderscheidene plaatsen in Zeeland (Schouwen, Z. Beveland,
bij St. Aagtenkerke, St. Laurens, Westkapelle, Serooskerke), bij Zwolle e n ’s Gravenhage, Bentveld en
Aardenhout bij Haarlem, bij Leesten, in het Ulvenhoutsche Bosch, en in het bosch van ’t kasteel te
Linschoten. — Zie Oudemans, D e Flora van N e d e rla n d , 2e dr. III, bl. 527'.
Het afgebeelde exemplaar is gevonden door wijlen den Heer N. van Aken, in het Ulvenhoutsche Bosch
bjj Breda, in Julij 1874.