
HELVELLA LACUNOSA AFZ.12ÖO.
r n m
H E L Y E L L A L AOU EOSA Afz.
Gegroefde Helvella.
Hoogduitsch: Grübige Faltenmorchel.
Engelsch: Furrowed Helvella.
Lente en Herfst.
- f e l
Stelsel van Linnaeus. Cl. XXIV. Sect. V. Cryptogamia Fungi.
Natuurlijk Stelsel. Cellulares Mycetes. O. V. Ascomycetes.
Trib. I. Helvellacei.
Geslachtskenmerken. Zie Deel XV. N°. 1155.
Soortelijke kenmerken. Pileo inflato lobato cinereo-nigro, lobis deflexis adnatis, stipite fistuloso
costato-lacunoso.
Hoed gezwollen, gelobd, aschgraauw-zwart, met neergebogen aangewassen lobben; steel pijpachtig met
ribben en groeven.
Onderscheidt zich van H. crispa Fries (Deel XV N°. 1155) door de meest neergebogen, aan den steel
gewassen en niet ingesneden lobben van den hoed, door de donkere of zwarte kleur en de kleinere afmetingen.
H. nigra Berg. •— var. a. grooter met witten steel. H. mitra Schaeff; b. kleiner met zwartachtigen steel. H.
monacella Schaeff.
Groeiplaats. Op grazige zandgronden, meest in of bij bosschen, gezellig. —
Nederland. Volgens den Prodr. Flor. Bat. gevonden bij Leiden en Zuid-Beveland, volgens Dr. Hartsen,
bij Driebergen. — Ik vond haar veelvuldig in de omstreken van Haarlem, als op Elswout, in de Schapenduinen
, op Duinenberg onder Velsen, op het Naaldeveld enz. De afgebeelde exemplaren zijn afkomstig van
de Vogelenzang en mij in Oct. 1876 aangeboden door den Heer Jhr. A. E. Barnaart.
!
i S