
m a m
UÏÏBU S FKÏÏTICOSÏÏS L.
Struikachtige Braambes.
Hoogduitsch: Strauchige Brombeere.
E n g elschCommon Bramble.
Bloeit: Juny—Aug. 1>
S t e l s e l v a n L in n a e o s . Cl. XII. O. N. Icosandria Polygynia.
N a t u u r l i jk S t e l s e l . Vasculares Dicotyledoneae. O. Rosaceae.
G e s l a c h t s k e n m e r k e n . Zie Deel II, N°. 105.
S o o r t e l ijk e k e n m e r k e n . Caule sterili 5 angulato, canaliculato glabro, acuteis multiformibus, foliis tu-
rionum 5 natis ramorum fïorentium 3 natis simplicibusve petiolatis, utrinque viridibus pubescentibus, extimo
ovato , basi subcordata , lateralibus ovatis , panicula laxa, subcorymbosa, petalis obovatis , fructibus atris ,
nitidis; calyce maturiiatis tempore reflexo.
Onvruchtbare stengels vijf‘kantig, gevoord, onbehaard, met verschillend gevormde stekels; bladen der
loten 5-tallig, die der bloemtakken 3-tallig of enkelvoudig, gesteeld, aan beide zijden groen, zacht behaard,
het eindelingsche eirond, aan den voet hartvormig,- de zijdelingsche eirond; bloempluim lo s, min of meer
trosvormig; bloembladen omgekeerd-eirond; vruchten zwart, glanzend; kelk der rijpe vrucht teruggeslagen.
In den Haarlemmerhout komen twee vormen van Rubus voor, waarvan "de eene, hierboven beschreven,
mijns inziens aan de R. fruticosus L. beantwoordt, de andere door zijn sterk behaarde bladloten eenigzins
anders gevormde bladen en 14 dagen lateren blpei, welligt tot eene afzonderlijke soort kan gebragt worden.
Beide vormen hébben witte bloemen. — Daar sommige schrijvers de kleur der bloemen rosé, anderen
(gelijk B o r e a u ) wit noemen, acht ik dit kenmerk van geringe waarde. De beste kenmerken van onze plant
zijn de onbehaarde bladloten met hunne vijftallige bladen, wier bladstelen in een centraalpunt op den hoofdsteel
bijeenkomen (zie ook O t to K u n t z e , Reform Deutscher Brombeeren, p. 9) de drietallige bladen der
vruchtbare stengels, de teruggeslagen vruchtkelken en de zwarte glanzende, welsmakende vrucht.
Onze soort moet niet verward worden met R. fruticosus Smith Eng. Bot., R. discolor W. e N., wiens
bladen van onder witviltig zijn. Volgens K u n t z e kunnen de vormen door N e e s en W e y h e als R. plicatus,
R. affinis en R. nitidus beschreven, niet als wezenlijke variëteiten, veel minder als van onze plant soortelijk
verschillende worden aangemerkt.
V e r k l a r in g d e r a f b e e l d in g , a. Bloem; b. id. doorsnede; c. vrucht beginsel; d. vruchten.
G r o e ip l a a t s . Bosschen en.heggen. West-Azië, Siberië, Europa, behalve Lapland en Finmarken, Algerië,
Canarische en Azorische eilanden.
N e d e r l a n d . Haarlemmerhout, Ubbergen-Beek, Watermeerwijk (Nijmegen), de Bild,. Benschoten t. Zeist
en Amersfoort, duinwallen bij Haamstede. Prodr. Flor. Bat. Texel, Aardenhout, Overveen en Schoten bij
Haarlem; talrijk in het Berger Bosch bij Alkmaar v. E. — Lochemsche Berg v. E. — Waarschijnlijk over
het geheele land verspreid.