
H P
G E Ä S T E R T R I P L E X Junghulm.
Driedubbele Aardster.
HoogduitechDreidoppelter Hüllenstreuling.
Engelsch: Triple Geäster.
October—November.
Stolsel van Linnaeus: Cl. XXIV, O. V; Cryptogamin. Fungi.
Natuurlijk Stelsel: Cellularell Mycetes. O. II. Gasteromycetes. Trlb. 2. Tnchogasteres.
ab epidermide rapte jgamulosum | j g g g coterum inae<iual^ et irregulariter spiraliter revolutas
Stratum extermira m lammis 6—7 acutas . laeinii. strati externi frnstulatim adhaerens, basi
apice frustulis strati interm onustas flssum.; internu P p sub-integro s. repando ereeto, dein sub-explanato
vero contiguum persistens cupulaeforme Mi fimbriis pluribus inaepatellaeformi
irregulari repando-incso. Perrdmm. mternum globosum a p u H H ■ ■ undiqu9 adnati.
qualibus mollibus floccosis in conum abbremtum conmven^t.bu min of meerPbolvormig, uitwendig door de ver-
Buitenste omkleedsel dik yl“ ®g ’ van onder onverdeeld, eenvoudig, gelijkaardig, maar
scheuide opperhuid met schubjes bezet, o g H i siiDpen Deze slippen zijn spits, aan den
later in twee lagen verdeeld, - Buitenste laag gespleten | ? S f J stuU M van de binnenste laag
voet breed, verder ongelijk en onregelmatig spiraa^swijs ’ der buitenlaag verbonden, aan den voet
dragende. Binnenste laag aan den top afS e tr o k « i^ “ ^ min Qf meer gaaf of uitgeschulpt opgerigt, daarna min
doorloopend, blijvend, koepelvormig, rand P eden. - Binnenste omkleedsel (kop) bolvormig, aan
of meer uitgespreid schotelvormig, onregelmatig verkorten kegel zamenkomend. -
den top doorboord; wimpers van het mondje talrijk, ongel.jk , zacht, vlokkig,
Haarweefsel (capillitium) overal aan het omk^ f ' | B | « verborgen, van buiten vuil groenachtig-roestkleurig, bol-
Deze zwam is in hare jeugd gesloten, half onde gr omkleedsel is in dit tijdperk onverdeeld, gevormig,
aan den. top in een kegelvormige spits B B b h G ^ ^ a a rn ^6 breekt * het 'open en v-erdeelt zich in twee
lijkaardig, vleezig, dik, met bleek breekbaar w . • va„ het buitenste omkleedsel is eerst bleek,
lagen, de buitenste omgebogen, de binnenste dikkere, ° ^ ° ' Heedse, «.elachti-of grijsachtig, bij vochtig weder bruin,
later meer en meer roest- of vuilbruin; die van bet mnen ^ ewv”n in het Tijdschrift v. nat. Gesch. en
De beschrijving en afbeelding door Jenghuhn van zijn • ° , exemplaren dat ik niet getwijfeld
1 1 1 m 1840, | 287, stemmen zoodanig ^vonden K L i .
heb aan de soortelijke identiteit van beiden, - t e g e n s — de oor I , ^ D g g £ het mij ‘j j
in de schaduwrijke bosschen van den Pangerango, op 3000 öüuu dov
gebleken is, dat zij ergens elders d o 0 r de door Junghühn in Febr. 1839 gevonden
Mijne overtuiging werd volkomen bevestigd toen ik n »
exemplaren te zien, die nog in het Rijks H e rb a rium @ 0 ^ 1 9 1 1 1 achtereen op dezelfde groeiplaatsen heb
Omtrent de door mij gevonden exemplaren wier ontw ^ 0„ der zware de„ neboomen op zeer benagegaan,
kan ik nog het volgende mededeelen. Zij kom ^ __ Het mycelium bevindt zich gewoonlijk op
schaduwde plaatsen, ook wel in hakhout in de nabijheid v „ hpddineen van denneneenige
centim. onder de oppervlakte des bodems, tusschen de in ’ de nabijheid van reeds ontloken
naalden en vergane bladen; de gesloten zwam is moeyelijk e vm e , .g de^binnenste laag van het buitenbeexemplaren.
— De eerste toestand der ontluiking is afgebeeld on . . d zandsteenkleurige ster.
kleedsel nog gaaf en vormt zij een fraaije, dikwee zeer regelmatige en somtijds 1 decim. breede, zandsteenk.eur g