
GESTTIAÏ ÏA CRÏ ÏCIATA L.
Kruisbladige Gentiaan. Madclgeer.
Hoogduitsch.- Kreuzblättrige Enzian. Peterskraut.
Engelstih: Crosswort.
Bloeit: Julij—September. 2}..
Stelsel van Linnaeus. Cl. V. O. II. Pentandria Digynia.
Natuurlijk Stelsel. Vasculares Dicotyledoneae. O. Gentianeae.
Geslachtskenmerken. Zie Deel V. N°. 372.
Soortelijke kenmerken. Floribus verticillatis, corollis quadrifidis fauce nudis, tubo corollae subclavato,
foliis lanceolatis trinerviis basi vaginantibus, vaginis inferiofibus elongatis superne dilatatis.
Eloëmen kransgewijs geplaatst; bloemkroonen vierspletig met naakte keel; buis der bloemkroon min of
meer knotsvormig; bladen lancetvormig, drienervig, aan den voet scheedevormend ; onderste scheeden verlengd,
van boven verbreed.
Groeiplaats. Drooge weiden, heuvels, boschranden, op kalkhoudende'gronden. — Kaukasus, Zuidelijken
Midden-Rusland, Lithauen, Siberië, ook in het Altaï-gebergte; Midden- en Zuidelijk Europa. — In Noórd-
Duitschland , vooral aan de kusten der Oostzee hier en daar talrijk; in België, volgens Cr é p in , in. de kalkachtige
zone. Door Watson en Moore niet voor Groot Brittannië en Ierland opgegeven.
Nederland. In duinvalleijen bij Wassenaar, vrij talrijk. Deze streek is de eenige, waar zij in Nederland
gevonden wordt. Onder Overveen en langs den weg van ’s Gravenhage naar Scheveningen, waar zij volgens
De . Gorter , voormaals werd aangetroffen, heb ik haar te vergeefs terug gezocht. De Gorter vermeldt de
groeiplaats onder Wassenaar niet. Haar oud-Nederduitsche naam Madelgeer pleit er voor, dat zij voorheen
hier te lande talrijker is geweest. Daar zij sinds ouden tijd als geneeskrachtige plant in hooge waarde stond,
is hieraan welligt te wijten dat zij door den ijver der kruidenzoekers hier en daar geheel is verdwenen. Haar
voorkomen aan de Oostzeekust doet mij vermoeden dat zij vooral in onze duinstreken voorheen talrijker is
geweest.
Het afgebeelde exemplaar is in Julij 1872 op de duinen van Wassenaar gevonden door den Heer M. W.
Beyerinck.
Gebruik. Even als andere Gentianen, bevat ook deze een aromatisch-bittere stof, waarom zij voorheen
als koortswerend, toongevend geneesmiddel werd gebruikt. Tegenwoordig wordt zq niet meer in de geneeskunde
gebezigd.