
EUPHORBIA 8TRICTA SM. 1158.
I
E U P H O R B I A S T R I C T A L
Regtstandige Wolfsmelk.
Hoogduitsch: Gerader Wolfs milch.
Engelsch: Upright Spurge.,
Bloeit: Mei—July ©«
Stelsel van Linnaeus. Cl. XL. O. 3. Dodecandriai Trigynia.
Natuurlijk Stelsel. Yasculares Dicotyledoneae. O. Euphorbiaceae.
Geslachtskenmerken. Zie Deel I , No. 44.
Soortelijke kenmerken. Umbellae 3—5 fidae ramis trichotomis, ramulis dichotomis, glandulis integris,
capsula verrucosa, verrucis sparsis breviter cylindricis, foliis acutis inaequaliter serrulatis oMongo-laneeolatis
basi cordata sessilibus, infimis obovatis obtusissimus in petiolum attenuatis, ftoralibus triangulari-ovatis
serrulatis, seminibus ovalibus laevibus.
Bloemschermen van den eersten rang 3—5 stralig, van den 2en rang 2—3 stralig, van den 3en rang 2-
stralig; honigklieren gaaf; zaaddoos met wratjes bezet; wratjes verspreid, kort cylindervormig; bladen spits,
ongelijk zaagvormig-getand, langwerpig-lancetvormig, aan den voet hartvormig, ongesteeld,, de onderste
omgekeerd eirond, zeer stomp, in een bladsteel versmald; bovenste bladen driehoekig, ovaal, fijn gezaagd;
zaden eirond, glad.
Plant van 2—6 decimeter hoogte; stengels hard, aan den voet roodachtig, opgerigt, met spoedig afvallende
, naar beneden gekeerde bladen en met okselstandige bloemtakken, die onder het scherm plüimsgewijs
geplaatst zijn. Zij onderscheidt zich van de veel op haar gelijkende E. platyphylla L. door de kleinere vruchtr
j e s , de roodbruine en niet grijsbruine zaden en de cylinder- en niet halfronde wratjes der vrucht. De E.
stricta van Smith, Engl. Bot., is geen andere dan de E. platyphylla L. — Syn E . micrantha M. Bieb. E.
serrulata Thuill. E . dubia Dierb. E. foetida Hoppe, E . oblóhgata C. Koch. E . platyphylla Gaud. v. minor.
Verklaring der afbeelding: a. stengelblad, b. bloemtakje, c. bloem met de» bovenste bladen, d. omwindsel
met de vrucht.,,. e. zaad.
Groeiplaats. In boomrijke streken, aan heggen, slooten, in Midden-Europa, Noordelijk Italië, Turkije,
Kaukasie, Noordelijk Perzië.
Nederland. Volgens Prof. Oudemans, Flora van Nederland, 2e druk, II, 68, is onze soort gevonden bij
Nijmegen (Oosterhoutsche Bosch), Zutphen, Lent en Olst. In 1872 is zij door Jhr. A. L. van Schuijlen-
burch en mij, op eene wandeling in de omstreken van den Uienpas bij Doesborgh, in groote hoeveelheid
gevonden langs een beschaduwden weg in de nabijheid van den IJssel. Het exemplaar der afbeelding is mij
in 1874 door den Heer van Schuijlenburch gezonden.