
JUNGERMANNIA PLATYPHYLLA.
Breedgeleedde Jungermannin.
lloogduitsch. Breitgegliederte Jungermannie.
Met Vrucht in het voorjaar.
Natuurlijk stelsel. Plant. Cryptogam. CL HL Chlorophyta. Ordo H. Musci. Formatio II. Sporangiobrya
Fara. 32. Jungermanniacea. Reich.
Stelsel van linnaeus. Plant. Cryptog. Sectio. II. Ordo II. Desciscens. B. Musci Hepaticu
Geslachts kenmerken. Ik heb dezelve reeds opgegeven en eenige aanmerkingen omtrent dit
geslacht gemaakt bij de beschrijving van PI. 839 dezer Flora.
So ortelijke kenmerken. Caule bipinnato adscendente, foliis imbricatis ovato-rotundatis, ob-
tusis, integerrimis, stipulis inaequalibus, raro l-2dentatis, calice laterali, triangulari, trifido. —
De steng is dubbeld gevind, opgaande. De bladen zijn overeenliggende eirond-rondachtig, stomp,
gaafrandig, de steunblaadjes zijn ongelijk, zelden 1-2-tandig, de kelk is zijdelingsch, driekantig,
driespletig. a. De plant in natuurlijke grootte, b. Dezelfde vergroot met de kelken, c. De kelken.
Groeiplaats. Bij Jutphaas. D e gorter. Bij Nijmegen. D e b e ije r . Bij Utrecht, v . d . sande
la coste. Zelf vond ik haar omtrent Zuijlen bij Utrecht, alsook bij Voorschoten en bij Hees en
Weurt by Nijmegen.
Gebruik. Onbekend.
JUNGERMANNIA SPHAGNI . Dicks.
Veenmossige Jungermannia.
Hoogduitsch. Formoosigte Jungermannia.
Met Vrucht in de Lente.
Natuurlijk Stelsel en dat van linnaeus. Zoo als de voorgaande.
G eslachts kenmerken. Hetzelfde wat ik omtrent de voorgaande soort zeide geldt ook omtrent deze.
So ortelijke kenmerken. Caule procumbente radicante flagellifero, foliis semiverticalibus, el-
liptico-subrotundis, sessilibus planis. — De steng is nederliggende, wortelende rankmakende, de
bladen zijn bijkans regtstandig, ovaal-rondachtig, ongesteeld en vlak. a. De plant in natuurlijke
grootte, b. Dezelfde vergroot.
Deze plant wisselt zeer in grootte a f, zij is van eene geel-groenachtige kleur, eenzaam o f digt in een
meest op de veenmossen groeijende. I)e stengen zijn dun, dikwijls getakt en van ranken voorzien,
de bladen zijn van elkander verwijderd en soms aan den top uitgerand.
Groeiplaats. Op de veenmossen (Sphagnum) te Haren bij Groningen. Van hall. Op Poly-
tricha te Ootmarsum in Overijssel. Miquel. Op Dicranum scoparium bij Harendermolen. Dassen.
Zelf vond ik haar, als ook de heer v. d. trappen en v. d. sande lacoste, op de Sphagnum’s in
de heide achter de Bildt bij Utrecht.
Gebruik. Onbekend.