
GRIFFITHSIA CORALLINA. Ag. CONFERVA CORALLINOIDES. L.
Koraal Gri/Jithsie.
Hoogduitsch. Koralaftige Grifïïthsi e ?
Natuurlijk Stelsel. PI. Crypt. Cl. III. Ghlorophyta O. I. Algae. Förmatio I Gongylophycae. Fam.
22. Conferveae reich.
Stelsel van linnaeus. PI. Crypt. Cl. XXIV. Algae chromicae. O. III. Ceraminae.
Geslacelts-kenmerken. Pila dichotome vel verticillatim ramosa, rosea, geniculis ramuliferis; concep-
tacula gelatinosa, involucro fibrarum articulatarum cincta. De draden zijn gegaffeld of kransvormig getakt,
rozenkleurig, met takjes dragende geledingen; de vruchtdragers geleiachtig, met een omwindsel van
gelede draadjes.
Soortelijke kenmerken. Pilis dichotomis lubricis, splendide aureo-rubris, articulis incrassatis diametro
duplo-quardruplo longioribus. Ag. — De draden zijn gegaffeld, glibberig, goudkleurig rood en glinsterend,
met verdikte geledingen 2-4 maal langer dan breed. a. De geheele plant b. Eenige draden
vergroot.
Het loof is lot drie duimen lang, en tot acht o f tienmaal gegaffeld. De geheele plant is geleiachtig.
Groeiplaats. In Friesland aan het strand en dikwijls op mosselen, de Gorter.
Gebruik. Onbekend. Doch deze plant sehijnt eene eigenaardige kleurstof te bevatten zoo als men
op de plaat zien kan.
ZYGNEMA QWNINU1. Ag. CONVERVA QUININA Mull.
Schoone ladderdraad.
Hoogduitsch. Schone Wasserfaden.
Natuurlijk Stelsel. PI. Crypt. Cl. III. Ghlorophyta. Ordo I. Algae.‘ Pormatio I. Grongylophycae.
Fam. XXII. Conferveae. reich.
Stelsel van linnaeus. PI. Crypt. Cl. XXIV. Algae Chloricae. Ordo. VII Confervinae.
Gesi.aohts-kenmerken. Pila confervina, articulata, simplicia, filis per paria conjuncta. Sporae co-
pulatione peracta, in stellis dispositae, singulis articulis inclusae, — Eenvoudige geleede confervenachtige
draden, deze draden zijn twee aan twee vereenigd. De sporen zijn na de bevruchtiging stersgewijze
geplaatst, door afzonderlijke geledingen besloten.
Soortelijke kenmerken. Pilis aequalibns, sporis simplicibus, initio arctuisculis tandem arcuatis, articulis
diametro triplo longioribus, fructibus elipticis Ag. De draden zijn gelijk*, de spiralen eenvoudig
aanvankelijk gedrongen, eindelijk gebogen , de geledingen zijn driemaaal langer dan breed, de vruchtjes
zijn elliptisch — De plaat vertoont ons dé plant in natuurlijke grootte.
De geheele plant is van eene donkere groene kouleur, en is niet zelden in sloolen en moerassen. Dit
. geslacht onderseheidt zich door zijne wonderlijke bevruchting, en wordt nog door sommige, even als
vroeger de Polypen onder de planten gerangschikt werden, als tot het dierenrijk behoorende beschouwd.
De bevruchting geschiedt door eene innerlijke beweging, de 'draden namelijk naderen elkander, en
schieten korreldragende buizen u it, die zich daarna met de nabij gelegen draden vereenigen.
Groeiplaats. In eerte put, bij G'oes. r. b. van den bosch. In Sloolen bij Haarlem. Splitgerber,
Gebruik. Onbekend.