CREPIS VIRENS. Vill.
Groenachtig Sfreepzaad.
Duitsch. Grünender Pipau,
JEngelsch. Green Crepis.
Moeit: Junij— November ©.
Stelsel van L innaeus : Cl. XIX. Syngenesia. Ord. Polygamia aequalis.
Stelsel van De Candolle: Vasculares dicotyledoneae. Sub,cl. Calyciflorae. Ord. Compositae. Trib.
Cichoraceae. Subtrib. Crepideae.
Geslachts-kenmerken. Involucrum calyculatum vel subimbricafcum. Achenia conformia, te-
retia vel subcompressa, 10—30 striata, apice angustiora vel rostrio praedita. Pappus pilosus,
radiis capillaribus. Receptaculum nullum.
S oortelijke kenmerken. Caule foliató eórymboso. Foliis radicalibus lanceolatis dentatis vel
runcinato-pinnatifidis, caulinis superioribus linearibus planis basi sagittatisj involucri foliolis
exteriorïbus linearibus adpressis, interioribus in superficie interiori glabris, acheniis lineari-oblon-
gis 10 striatis basi apiceque subaequaliier obtusis apiceque non attenuatis, striis laevibus. Recep-
taculo glabro. Stengel met bladeren bezet en. tuilvormig verdeeld. Wortelbladeren lancetvormig,
getand of schaafswijs uitgesneden en vinspletig; bovenste stengelMaderen. lijnvormig vlak, van
onderen pijlvormig; buitenste bladeren van het omhulsel lijnvormig aanliggend, de binnenste aan
de binnenzijde glad. Vruchtjes lijnvormig langwerpig, ieder met 10 strepen aan den grond en
aan den top nagenoeg gelijkelijk stomp, aan den top niet toegespitst, glad gestreept.
Groeiplaatsen. Aan dijken en wegen, heggen enz.
De plaat is genomen naar een exemplaar van Bloemendaal.