
THALICTRUM SILVATICÜM. Koch.
Bosch- 'Thalictrum,.
Duitsch. Wald Wiesenraute.
Wald Unstatkraut.
JEngelsch. Sylvan Rue.
Bloeit: Junij — Julij !{,.
Stelsel van L innaeus: Cl. XIII. Polyandria j O. Polygynia.
Stelsel van Be Candolle: Yasculares dicotyledoneae. Subd. I Thalamiflorae. Ord. Ranunculaceae.
Gesl achts-kenmerken. Calix subpetaloideus, 4—5 sepalus valde caducis. Corolla o. Carpella
nucamentacea, disperma, receptaculo minuto disciformi inserta. Stylus brevis, persistens.
Kelk bijna bloemkroónachtig met 4—5 blaadjes die zeer spoedig afvallen. Bloemkrans ontbreekt.
Vruchtjes nootachtig, ieder met één zaadje en gezeten op een klein schijfvormig bloembed.
Stijl kort, blijvend.
Soortelijke kenmerken. Caule ad genicula stricto leviter pruinoso. Petiolis partialjbus com-
presso teretibus obsolete angulatis. Foliolis subrotundis tridentatis vel trifidis et quinquedentatis
subtus glaucis glabris. Auriculis vaginarum brevïbus rotundatis revoluto-patulis. Stipellis nullis.
Ramis patentibus. Floribus stqminïbusque pendulis. JRadice longe lateque repente.
Stengel aan de geledingen zwak berijpt. Bijzondere bladsteelen rond en zamengedrukt, duidelijk
hoekig. Blaadjes rondachtig met drie tanden bezet of driespletig en bezet met vijf tanden, van
onderen zeegroen en glad. Oortjes van de scheeden kort en rond, omgeslagen en afstaand. Geen
schutblaadjes. Takken uiteenloopènd. Bloemen en meeldraden eenigzins hangend. Wortel heinde en
ver kruipend.
Groeiplaatsen. Deze soort is nog niet vermeld in den Prodromus Morae Batavae. Ik vond haar
langs de helling van een boschrijken heuvel aan den weg achter Meer-en-Berg bij Bloemendaal,
en bestemde haar als Thalictrum minus. Nadat ik echter mijne exemplaren had ingezonden voor
het herbarium van onze Vereeniging voor de Flora in Nederland enz., erkende Dr. van den
B osch ze als behoorende tot Thalictrum silvaticum. Tot dusver is ze, behalve ter gemelder
plaatse, nog nergens hier te lande gevonden.