
MONOTROPA HIPOPITYS. L
Woekerend Stof zaad.
DuitseJi. Vielblumiges Ohnblatt. — Büchen-Ohnblatt.
Mchten-Ohnblatt. — Fichtenspargel. — Waldwurz.
JSngelsch. Beech-Monotropa. — Fir-Monotropa.
Bloeit: Julij — Augustus %.
Stelsel tan L innaeus: Cl. X. Decandria. Ord. Monogynia.
Stelsel van Be Candolle: Vasculares dicotyledoneae. Subcl. H. Calyciflorae. Ord. Monotropeae.
Geslachts-kbnmeeken. Calix 4—5 sepalus, sepalis planis. Corolla 5 petala; petalis basi
gibba snbcalcarata, intus uiellifera.
Kelk met B vlakke blaadjes. Kroon met 5 blaadjes. Bloemblaadjes van onderen bultig,
bijna gespoord, van binnen honigdragerid.
SooRTELTJKE kenmerken. Racemo multiiloro. Petalis apice dentatis.
Bloemtros veélbloemig. Bloembladen van boven getand.
Bloemen kort gestecld. Bloemtros in den bloeitijd ineengedrongen en omgebogen, tijdens
de vruchtvorming los en gestrekt. Kelkbladen smal lancetvormig of langwerpig, vlak. Bloembladen
geelacbtig, gestrekt, min of meer uitgesperd, langer en breeder dan de bloembladen.
Zaaddoos eirond, van binnen gesleufd. Bladeren schubvormig, doorschijnend, gestrekt, eirond-
langwerpig. Stengel 1—3 decimeters hoog, niet vertakt, overeindstaand, dik en vleezig, van
onderen met meer bladeren' bezet dan van boven. Wortel .geschubd.
De geheele plant onderscheidt zich door een sterken, eigenaardigen geur en bevat somtijds
(altijd?) veel looistof.
Groeiplaatsen. In bosschen, vooral in de duinen. Velsen, Overveen, Wulverhorst, Dart-
huizenberg, de Bildt, enz.
Volgens sommigen is ,de Monotropa eene woekerplant, volgens anderen drijft zij slechts
wortels in rottende bladeren, enz. Laatstgenoemde meening schijnt mij toe alleen juist te zijn.