PERTUSARIA CÖMMJJVÏS; Lin n . PORINA PERTUSA, ACH.
Gewoon poriënmos.
IloogduUsch. Gemeine Poriënmoos.
Mtt Vrucht in den Herfst en Winter.
Natuurlijk Stelsel. PI. Crijpt. Ordo II. Ascopsorae. Formatio I, Gasteropsorae. Fam. XV Porinae. R e ich .
Stelsel van L innaeus. Cl. X XIV. PI. Crijpt. Lichenes. Tribus I I . Angiocarpi.
G eslachts-kenmerken. Thallus crustaceus, apothecia verrucaeformia, thalli strato corticali tecta. —
Het loof is korstachtig, de schildjes zijn wratvormig, en bedekt door eene laag schors van het loof.
So ortelijke K enmerken. Crusta cartilaginea glauca albicante, apothecus hêmisphaericis subclausis,
ostiolis depressis discretis, perfectis nigropapillatis. F ries, pag. 420. — De korst is kraakbeenachtig,
van eene blaauwachtig witte kleur, de schildjes zijn halfkogelrond bijna gesloten, met nedergedrukte
gescheidene openingen, welke bij hunne volkomenheid, zwart getepeld zijn. a. De plant in natuurlijke
grootte, b. De vrucht vergroot.
De kleur der korst zoowel als derzelver vorm is zeer afwisselend, dan eens donkerder dan eens ligter, soms
bijna glad soms in ruitjes verdeeld. De schildjes zijn wratvormig, cirkelrond en vertoonen witte stof hoopjes.
G roeiplaats. Algemeen, vooral op Beuken- en Eikenstammen.
G ebruik. Onbekend.
PERTUSARIA COMMUNIS, var. amara
Gewoon bitter mos.
Van dé vorige soort kent men deze verscheidenheid: Crusta sterili soredupera, sorbdüs minoribus amaris.
De korst is meest onvruchtbaar en met stof hoopjes die klein en zeer bitter zijn. a. De plant in natuurlijke grootte.
b. De vrucht vergroot, c. Dezelve zeer vergroot.
G roeiplaats. Bij de vorige.