
O R T H O T R I C H U M i F F I H E.
Aanverwante Haarmuts.
Hoogduitsch. Anverwante Schopfmoos.
Met Vrucht Mei—Junij. lf.
Natuurlijk Stelsel. PI. Crypt. Ordo II. Musci. Cl. H l. Chlorophyta. Formatio II. Sporangiobria.
Fam. 28. Bryoidea. reich.
Stelsel van linnaeus. PI. Crypt. Cl. X XIV. Tribus IEL Polytricheae.
Geslachts-kenmerken. Capsula terminalis, ovato-oblonga. Peristoma simplex aut duplex,
exterius dentibus 16 per paris approximatis; interius, vel nullum, vel ciliis 8 vel 16 linearibus con-
stans. Calyptra conica. — De zaaddoos is eindelingsch eirond-langwerpig. De binnenmond is
enkeld of dubbeld; de buitenste bestaande uit 16 tanden elkander bij paren naderende; de binnenste
is of niet aanwezig, of bestaat uit 8 of 16 lijnvormige wimpers. Het huikje is kegelvormig.
Soortelijke kenmerken. Caule ramoso, foliis oblóngo-lanceolatis, acutis, apice denticulatis,
margine revolutis; capsula subimmersa, operculo convexo-mucronato, ciliis 8 — De steng is getakt,
de bladen zijn langwerpig-lancetvormig, spits, met den top fijn getand, en den rand oragerold;
de zaaddoos is bijna besloten, met een bolrond-gepunt deksel, de wimper^ zijn 8 in getal. — a. De
plant in natuurlijke grootte, b. Dezelfde vergroot, c. Een blad Vergroot, d. De vrucht vergroot.
Het is een geslacht dat zeer moeijelijk te onderscheiden is. De knoppen die in dezelfde plant als
de zaaddoos voorkomen zijn in de oksels geplaatst; die in de onvruchtbare stengels zijn eindelingsch.
J)e binnenmond wisselt wel eens in dit geslacht af. Het huikje is meestal behaard. De geheele
plant is zodevormend en donker groen.
Groeiplaats. Om Utrecht. De gorter. Bij Nijmegen. De beijer. Op boomstammen bij Vi-
anen. v. Hall. Te Haren bij Groningen. Miquel en dassen. Zelf vond ik haar, als ook de heer
v. d. trappen en v. d. sande lacoste in de omstreken van Utrecht.
Gebruik. Onbekend.
O R T H O T R I C H U M L Ï E L L I I .
Lyell's i Haarmuts.
Hoogduitsch. Lyell’s Schopfmoos.
Met vrucht Junij. 2;..
Natuurlijk Stelsel en Stelsel van linnaeus, als de voorgaande.
G eslachts-kenmerken. Zoo als hier boven.
Soortelijke kenmerken. Caule elongato ramoso, ramis siccitate incurvis, foliis confertis li-
neari-lanceolatis longissimis patulis papillosis, calyptra pilosa, peristomii ciliis articulatis. De
steng is uitgerekt en takkig, de takken zijn door uitdroging in een gerold, de bladen zijn te zamen
geplaatst lijn-lancetvormig zeer lang openstaande en tepelachtig; het huikje is harig, de binnenmond
is met geleedde wimpers, a. De plant in natuurlijke grootte, b. Dezelfde vergroot, c. Een blad
vergroot, d. De vrucht vergroot.
Groeiplaats. De heer v. d. sande lacoste vond dezelve bij de Bildt bij Utrecht. Naderhand
vond de heer v. d. trappen en ook ik, haar bij Utrecht. Ik heb dezelve ook bij Nijmegen aangetroffen.
Zij schijnt niet zeldzaam in ons Vaderland te zijn.
Gebruik. Onbekend.