
■ r dH
Hu
i
n .
■
1■ ||,
I■ ƒ
I■K
■ i!
H
R I B £ S A L P I N U M . L,
Alpiaohe Aalbes.
Hoogduitsch. Der Alpen-Johannisbeerstrauch.
Bloeit April—Mei. £.
Natuurlijk Stelsel. Calycanthae. Ordo I I . Conjmes. Formatio I. Sediflorae. Fam. 95.
Ribesiaceae. beich.
Stelsel van linnaeus. Cl. V. Pentandria. O. I. Monogynia.
Geslachts kenmerken. Petala 5 et stainina calyci inserta. Stylus bifidus. Bacca polysperma
infera. —- De bloemkroon heeft vijf bladen en de meeldraden zijn op den kelk ingeplant. Het stijltje
is tweespletig. De bes is veelzadig en onder de bloem.
SooRTETiijKE kenmerken. Inerme, , racemis erectis, bracteis flore longioribus, foliis 3-lobis subtus
lucidis, pedunculis pilosis. — Dezelve is ongedoornd, met opgerigte bloemtrossen, de schutblaadjes
zijn langer dan de bloem, de bladeren S-lobbig van onderen glanzend, de bloemstelen zijn behaard.
a. Eene tak met bladeren en bloemtrossen. b. Eene bloem vergroot, c. Een gedeelte der bloem van
ter zijde (vergroot), d. De vruchten.
De kelk is buihoormig, met v ijf gecouleerde verdeelingen, v ijf meeldraden, op dezelfde wijze geplaatst
als de bladeren der bloemkroon, de bes is klein, rond, en van eene zwarte couleur, de bladeren
kleiner als die der Zwarte Aalbes (Ribes nigrum).
Groeiplaats. Ik vond dezelve, -.even als andere Botanici, tusschen heggen bij Utrecht. In de
bosschen van Rheede bij Arnhem, van h a l l .
Gébruik. Voor zoover mij bekend is maakt men er geen bijzonder gebruik van, de bessen hebben
eenen zuren smaak.