
COLUTEA ARBORESCENS LINN,
Struik- of boomvormige Culutea.
Hoogduitsch. Gemeine Blasenstrauch.
Bloeit Mei—Augustus, ft
Natuurlijk Stelsel. Cahjcanthae.. Ordo I. Varifiorae, Formatio II. Leguminosae, Fam 90. Papili-
onaceae. R e ic h .
Stelsel van linnaeus. Cl. X V II. Diadelphia. Decandria.
Geslachts kenmerken. Calyx 5-dentatus, dentibus superioribus brevioribus. Filamenta filiformia.
Stylus latere inferiore planus. Legumen stipitatum, cymbiformi-ovatum, inflatura, scariosum. — De kelk
is vijftandig, de bovenste tanden zijn korter. De helmstijltjes zijn draadvormig. De stijl is aan de
onderzijde vlak. De peul (vrucht) is gesteeld, nap-eivormig, opgeblazen en lederachtig.
So ortelijke kenmerken. Foliolis ellipticis retusis, leguminibus clausis. — Met de blaadjes
ovaalachtig ingedrukt, de peulen (vruchten) gesloten. — a. Een tak met bladen, bloemen en vruchten.
b. De gesloten vrucht, c. Dezelve geopend.
Het is een zeer takkig struikgewas, dat zich tot de hoogte van eenige voeten verheft. De schors is
van eene grijze bruine kleur, de bladen zijn tegenover elkander staande en zamengestéld uit negen
tot elf-rondachtige blaadjes een weinig aan de top uitgerand, groen en glad van boven en blaawoach-
tig groen aan de onderzijde. De bloemen zijn geel met eene roodachtige steel. Hare vrucht is
eene zeer gezwolle en blaasachtige peul. Zij wascht op alle soorten van gronden en bloeit in de
maand Meif in de maand Augustus volgen er wederom bloemen op, die zich tot aan de maand Oc-
tober opvolgen. Men kweekt er ook eene verscheidenheid van met purper achtige vruchten.
Groeiplaats. In bergstreken, bij Maastricht F ranquinet (f). Denkelijk uit tuinen ontvlugt.
Gebruik. De bladen en de vruchten zijn zuiverend, ontlastend. Het zaad is ook braakwekkend,
maar het vermoeid zeer, en werkt slechts zwak. Meü zegt dat zij het vee mest.