
Groote Beide.
Hoogduitsch. Baumartige Heide.
Bloeit? \) (In liet zuiden van Europa waar zij eigentlijk te huis behoort, is de bloeitijd
. Maart—April.)
Natuurlijk Stelsel. Synpetalae. Ordo. HL Rotifiorae. Formatio I. Craterijlorae, Fam. 83.
Ericaceae. r e ic h .
Stelsel van linnaeus. Cl. VHI, Octandria. Monogynia.
Geslachts kenmerken. Calyx 4-sepalus persistens. Corolla 4-fida persistens. Filamenta re-
ceptaculo inserta, capsula membranacea 4-locularis. Semina singulis loculis plurima. — De kelk is
blijvend en 4-bladig. De bloemkroon is mede blijvend en 4-deelig. De helmdraden zijn op den
vruchtbodem ingeplant. De zaaddoos is vliezig 4-hokkig. Onderscheidene zaden in ieder hokje der
zaaddoos.
S oortelijke kenmerken. Foliis ternis linearibus. Corollis campanulatis glabris, stylo exserto,
antheris aristatis, ramulis incano-villosis. — De bladen zijn drievoudig en lijnvormig. De bloèm-
kroontjes zijn blokvormig en onbehaard, het stijltje is uitspringend, de helmknopjes zijn genaaid,
de takjes zijn grijswit vlokkig, a. Eene tak met bladen en bloemen, b. De bloemen vergroot, c. De
vrucht, d. Het vierhokkige zaaddoosje vergroot en geopend.
Deze heide bereikt eene hoogte vim vier tot zes voeten. De kelkbladen zijn eivormig geépitst. De
bloemen zijn wit.
Groeiplaats. Waarschijnlijk verward met andere heidesoorten. Volgens de gorter veel op
de Veluwe in Gelderland.
Gebruik. Een getal van bijna drie honderd soorten van dit geslacht kent men thans, waarvan
de meeste aan gene zijde der Evenachtslijn en vooral aan de Kaap de Goede Hoop te huis belmoren.
De versche takjes worden door de geiten, schapen en paarden graag gegeten. In het Noorden
mengt.men dezelve bij de eikenschors tot bereiding van het leder Sqms mengt men dezelve bij de hop
tot bereiding van het bier. Het konijn verbergt zich in de heide en voedt er zich mede. Van de
takken maakt men bezems. En de honigbijen maken eene goede oogst op derzelver bloemen, ofschoon
deze honig niet van de beste qualiteit is.