
L A T HY R U S A F H A C A.
Naakte Lathyrus.
Hoogduitsch. Acker Platterbse.
Bloeit Ju l ij-Augustus 0 .
Natuurlijk Stelsel. CaVycanthae. Ordo I. Variflorae. Formatio II. Leguminosae. Fam. 90.
R eich.
Stelsel van linnaeus. Cl. X VII. Ordo 3. Decandria.
Geslachts kenmerken. Calyx 5-fidus, laciniis duabus sup. brevioribus, Cor. carina semiorbicu-
laris. Stylus planus, apice latiusculis, antice pubescens. Legumen compressum polyspermum, se-
mina globoso-compressa. — De kelk is vijf-spletig, waarvan de beide bovenste slippen de kortste. De
kiel der bloemkroon is half cirkelrond. Het stijltje is vlak, aan den top een weinig verbreed, van
'voren zachtharig. De vrucht is te zamen gedrukt veelzadig. De zaden zijn kogelrond te zamen gedrukt.
S o ortelijke kenmerken. Pedunculis unifloris, cirrhis ^ aphyllis, stipulis cordato hastatis. h 1.
parvus luteus. — De bloemsteëlen zijn éénbloemig, de klawieren zonder blaadjes, de steunblaadjes
zijn hart-piekvormig. De bloem klein en geel. a. De steng met de bloem. b. Dezelfde met de vruchten.
Bij deze -plant waar het blad zich bepaald tot een eenvoudig draadvormig ligchaam, bereiken de stemblaad-
je s eene opmerkelijke grootte, en geven ons een nieuw bewijs van het zekere der wet van evenwigt, die
wil, dat wanneer een der organen niet tot volkomenheid komt, de andere daarentegen zich buiten mate
ontwikkelde Eet geheele blad is dus niet anders dan eene rank zonder parenchyma. De geheele
plant bereikt de hoogte van ruim eene voet, en is meer of minder liggende, h _»
Groeiplaats. Bij Velzen. Molkenboer. Amby in Limburg en Maastricht, v. H oven. B ij
Botterdam, R a inv il l e , volgens d e G orter. Zelf vond ik haar in de Dennestraat, te Neerbosch
bij Nijmegen.
G ebruik. Onbekend.
L A T HY R U S NI S SOLI A.
Lathyrus Nissolia.
Hoogduitsch. Nissolesche Platterbse.
Bloeit Junij-Julij 0 .
Natuurlijk Stelsel en Stelsel van linnaeus, als de voorgaande.
Geslachts kenmerken. Zoo als hier boven.
S oortelijke kenmerken. Petiolis semiamplexicaulibus lineari-lanceolatis, pedunculis elongatis
subbifloris, stipulis minimis. — Met half stengomvattende lijn-lancetvormige bladsteelen , de bloem-
steelen uitgerekt bijna tweebloemig, de steunblaadjes zeer klein. a. De steng met bladen en bloemen.
b. De vrucht. _ . .
De kelk is b lo k v o rm ig , de vlag is f r o o te r dan de vleugels en de kiel, de vrucht is langwerpig, veelzadig,
bevattende kogelronde o f een weinig hoekige zaden. De bloemkroon is rozenkleurig, de geheele
plant bereikt de hoogte van ruim eene voet en heeft het voorkomen eener grassoort.
Tot nu toe heeft men ongeveer dertig soorten van dit geslacht waargenomen, waarvan ^ er twee door
commerson in Zuid-Amerika gevonden zijn, drie in het Oosten en in Afrika, de overige groeijen als
inlandsche in Europa, voornamelijk in de gematigde streken. _
G roeiplaats. Bij Kapelle, Driewege, en aan den Noorddijk in Zeeland, v. d. bosch. Bij Maastricht.
L e jeun e .
G ebruik. Onbekend.