
HJERACIUM PRATENSE. TAUSCH.
Stelsel van L innaeus: XIX. Polygamia O. S. aequalis.
Natuurlijk Stelsel van de Candolle. I. Vasculares. Cl. I. DicotelydoneaeSubcl. II. Calyciflorae.
V O. Composilae. Subordo. III. Cichoraceae, Juss. Lubk. Orepideae.
Geslachtskenmerken. Involucrum imbricatum; achenia conformia, teretia, 10-striata, vel
subprismatica, ad apicem usque aequalis latitudinis, in raargine apicis annulo tenui crenulato
instructa, penitus crostrata. Pappus pilosus radiis pilifonnibus fragilibus. Receptaculum nudum.
Omhulsel dakvormig; dopvruchten van gelijke gedaante, rond, ieder met tien strepen of bijna
prismatisch, tot boven toe overal even dik , aan dè spits bezet met een lederen gekartelden
ring, geheel en al ongesnaveld. Zaadpluis haarvormig met brooze haarvormige stralen. Bloembed naakt.
Soortelijke kenmerken. Caule inferno paucifolio hirsuto pilis elongatis gracilibus, superne
corymboque nigropiloso' pilis glanduliferis setosisque, corymbo polycephalo denso, pedicellis sub an-
tkesi glomeralis foliis viridibus subglancescentibus oblongo lanceolatis pilis gracilibus hirsutis
sed pube slellulata desiitutis vel infra sparsivs purcius adspersis. Stengel van onderen schaarsgebladerd
beruigd met lange slanke haren, vanboven, evenals de tuil, zwart-behaard met klierdragende en
borstelige haren; tuil veelhoofdig, digt, met bloemstelen die tegen den bloeitijd opeen zijn gedrongen,
bloemen groen naar het zeekleurige to e , langwerpig, bezet met slanke stijve haren maar vrij
van stervormig vilt of hiermede enkel aan de benedenzijde schaars hier en daar bezet.
Groeiplaatsen. In drooge graslanden, volgens Kocee in veenstreken. Bij ons te lande is volgens
den Prodromus de onderhavige soort tot dusver enkel gevonden: te Leiden door Dr. Dozu alsmede
in Zeist en te Woudenberg door onzen verdienstelijken bioloog Dr. van der Sande L a-
COSTE. Bij Utrecht vond ik Hieracium Pratense in groote hoeveelheid langs den spoorweg, bij
de batterijen op den weg naar Bunnik, alsook enkele exemplaren op den weg achter Abstede.