
AESCUL U S H I P P O C A S T A N Ü I
Gewone Paardenkastanje
Hoogduitsch. Gemeine Roszkastanie.
Bloeit Mei
Natuurlijk Stelsel. Thalamanthae. Ordo II. Schizocarpicae. Formatio I. Banunculiflorae. Fam.
113. 3. Sapindaceae. Reich.
Stelsel van linnaeus. Cl. VII. Heptandrm Monogynia.
Geslachts-kenmerken. Calyx campanulatus, 5-dentatus. Petala 5 inaequalia, Stam. 7— 8 irre-
gularia. Capsula echinata subtrilocularis. — De kelk is klokvormig, 5-tandig. Vijf ongelijke bloembladen.
7— 8 onregelmatige meeldraden. De doosvrucht is stekelig, bijna driehokkig. a. Eene tak
met bladen en bloemen, b. De bloem van achteren, c. Dezelve van voren. d. De vrucht.
e. Het zaad.
So ortelijke kenmerken. Foliis digitatis septenis, corollis 5-petalis patulis. — De bladen zijn
gevingerd, zevenvoudig, de bloemkroonen 5-bladerig openstaande.
Dezelve behoort tot onze aanzienlijkste boomen, zoo om derzelver grootte als om hare schoone bladen
en bloemen die zich reeds vroeg in het voorjaar ontwikkelen. De bladen zijn ei-lancet vormig gepunt
en dubbel gezaagd de bloemen van eene wit- rooskleurige kleur, gedurende de winter zijn
de bladknoppen tegen de koude beveiligd door een bedeksel van bruine schubben die in het voorjaar
glimmend en kleeverig worden. Het zaad is bijna rond en donkerbruin. De boom bereikt eeue hoogte
van zestig o f zeventig voeten.
Groeiplaats. Bij het dorp Baarn, Vrolik . Op onderscheidene plaatsen vond ook ik dezelve
verwilderd.
Clusius (hist. I. pag. 7) zegt dezen boom uit Constantinopel in het ja a r 1550 ontvangen te
hebben, en d a t hij dezelve in Nederland heeft ingevoerd.
Gebruik. De schors der Paardenkastanje is bitter, zamentrekkende en koortsverdrijvende.