
# / ? ? '/ # W ' / n / S 9 7.
SEMPERVIVUl TECTORUI . L,
Gemeen dakenlook. Hwislook.
Hoogduitsch. Gemeiner hauslauch. Dachwurz.
Bloeit Ju lij. 2J..
Natuurlijk Stelsel. Calycanthae. Ordo. I I . Confines. Formatio I. Sediflorae. Fam 93. Corniculatae. reich.
Stelsel van linnaeus. Cl. X I. Dodecandria. O. 4. Dodecagynia.
Geslachts-kenmerken. Cal. 6 —12 partitus. Cor. 6—12 petala. Stam. 6—12. Caps. carpidia 6—12.
Folia carnosa. — De kelk is 6—12 deelig. De bloembladen 6—12 in getal. De meeldraden 6—12.
De vruchtbeginsels 6—12. — De bladen zijn vleeschsig.
Soortelijke kenmerken. Foliis ciliatis, propaginibus patulis, floribus dodecagynis, squamis' cunei-
formibus. — De bladen zijn gewimperd, met openstaande wortelloten, de bloemen zijn 12-stijlig,
de honigschubben wigvormig: a. De geheele plant met de bloemsteng, b. De vrucht.
Men kent thans veertien soorten van dit geslacht. Het gemeen e Huislook bereikt de hoogte van eenen
voet, deszelfs wortel is verlengd een weinig verdikt en voorzien van vezels, van boven is zij van
bladen omgeven op dezelfde wijze als de Artichokken. Deze bladen blijven het geheele jaar door
groen, zij zijn vleeschsig en op den rand gewimperd. Uit hun midden verheft zich eene van bo~
% ven getakte bloemsteng 'waaraan purper'dchtige bloemen, meest allen aan dezelfde zijde, en door korte
bloemstelen ged/ragen.
Groeiplaats. Men vindt deze plant op oude daken, muren, en steenachtige heuvels.
Gebruik. Men gebruikt dezelve in de geneeskunde als verfrisschend en verzachtend. De bladen geweekt
in water of wijn verzachten de ontstekingen; men gebruikt dezelven ook tegen hoofdpijn, zij bedaren
ook de smart der jicht en verdrijven de eksteroogen of likdoorns. Tournefobt verzekert dat
niets beter voor van koude bevangen paarden is , dan hen eene pint van het sap der huislook te doen
innemen.