
J<$Z.
DICRANUIIGLAUCUM Hedw. BRIJUM GLAUCUM Linn.
Bleekblaauwe Gaffeltand.
Hoogduitsch. Gabelzahn.
Met Vrucht. Augustus. September. 1f.
Natuurlijk Stelsel. PI. Crypt. Cl. 111. Chlorophyta. Ordo II. Musci. Formatio II. Sporangiobrya ■
Fam. 28. Bryoidea. Reich.
Stelsel van linnaeus. PI. Crypt. Cl. XXIV. Sect. II. Ordo I.
Geslachts kenmerken. Capsula oblonga vel ovato oblonga. Peristoma simplex, dentibus 16-lance-
olatis, bifidis. Calyptra dimidiata. Gemmae capituliformes vel gemmaeforines, in eodem, vel in di-
verso individuo. De zaaddoos is langwerpig of langwerpig-eirond. De binnenmond is enkeld, met
16 lancetvormige tweespletige tanden. Het huikje is gehalveerd. De knoppen zyn kop- of knopvormig,
in dezelfde of in eeije verschillende plant.
Soorteluke kenmerken. Caule erecto ramoso, pallide glauco, dense caespitoso, foliis erectis, imbricatis,
ianceolatis, integerrimis, enerviis, capsulae ovatae, operculi rostro longo. __Met eene opger)
Ste getakte steng, bleekblaauw van kleur en digt zodevormend, de bladen zijn opgerigt, overéén-
liggend, lancetvormig, gaafrandig en ongeverfd, de zaaddoozen eirond, het deksel lang-gesnaveld,
a. vertoond ons eenige planten, b. Een takje met de bladen vergroot.
Z ij gelijkt veel door hare houding en kleur op het eerste gezigt naar de Sphagnum’s en brengt misschien
ook veel toe tot de vorming der turf.
Groeiplaats. Algemeen op veenachtige heidegronden, doch zelden met vrucht. Wijlen de Heer
J. van spijk Vermeulen vondt haar met vrucht bij 's Gravenhage.
DICRANIUM S PU R IUM . H e d w . BRYUM S PU R ID M . Dic k s .
Basterd ? Gaffeltand.
Hoogduitsch. Gabelzalm.
Met Vrucht Augustus, September. 2j..
Natuurlijk Stelsel, Stelsel van lirraeus en Gkslachts-kermerker, zoo als de voorgaande.
Soortelijke kenmerken. Caule erecto ramoso, foliis fassiculato-imbricatis erectis óblongo-lanceoiatis
acuminatis apice subserrulatis, nervo apicem attingente, capsulae curvatae operculo rost ra to ._
De steng is opgerigt en takkig, de bladen zijn bundelsgewijze overe'énliggend opgerigt, langwerpig-
lancetvormig, gepunt, aap den top eenigzins gezaagd, de nerf bereikt den top van het blad, de
zaaddoozen zijn gekromd het deksel is gesnaveld. o. Vertoont ons de geheele plant. b. Eene tak
met de bladen vergroot. . r
De kleur der geheele> plant is bijna stroo-geelachtig. — De bloemen der Gaffeltanden zijn (volgens
lamarck en MIRBEL) tweeslachtig.
De mannelijke bloemen zijn somtijds aan hel einde der takken en hoofdvormig; o f komen soms
te voorschijn m de oksels der bladen, zij zijn gestoeld en als knoppen verlengd. De vrouwe-
h)ke bloemen zijn emdelmgs; de binnenmond heeft zestien gespleten tanden, voor de helft meer
naar voren in twee ongelijke deelen. .
Lirraeus vereenigde het geslacht der Dicranum’s met dat der Bryura’s.
Groeiplaats Ik vond dezelve met de Heeren v. d . sarde lacost« , v. d. trapper en kraamwin-
KBL in de heide achter Westbroek, bij Dtrecht, als ook bij Nieuw Loosdrecht, de Bildl, Soestdijk en
Ryzenburg. Later werd zij gevonden bij Doorn en Renkum, BÜSE. Bij Harderwijk, bordab. Als
ook te Groesbeek, bij Nijmegen. 1