
R I B E S NIGRUI ,
Z w a r t e Jlalbe s.
JToogduitsch. Der schwarze Johannisbeerstrauch.
Bloeit April—Mei. ■£.
Natuurlijk Stelsel. Calycanthae. Ordo H L Confines. Formatio I. Sediflorae. Fam. 95.
Rïbesiaceae. Reich.
Stelsel van linnaeus. Cl. V. Pentmdria. O. I. Monogynia.
Geslachts kenmerken. Dezelfde als van de Alpische Aalbes (Ribes Alpinum). Zie de 178e
Aflev. PI. 898.
Soortelijke kenmerken. Racemis pilosis pendulis, floribus campanulatis, foliïs 3—4 lobis
subtus glandulosis. Bracteis pedicellis brevioribus. — Met behaarde hangende bloemtrossen, de
bloemen zijn klokvormig, de bladen zijn 3—4 lobbig, aan de onderzijde klierachtig, de schutblaadjes,
zijn korter dan de bloemsteeltjes. a. Eene tak met bladen en bloemen, b. Eene bloem vergroot.
c. Een gedeelte der bloem van ter zijde (vergroot), d. De vruchten.
Het is een veeltakkig gewas, ter hoogte van drie tot vier voeten en ongedoornd. Be geheéle plant
heeft eene sterke reuk. Be bessen zijn zwart, en zoowel als de bladen grooter als dié der Rib.
Alp. Be vermenigvuldiging geschied het beste in het voorjaar, door uitloopers en stekken.
Groeiplaats. In de omstreken van Zutphen. Bij Groningen. Te Hemmen, de gorter. In
de omstreken van Harderwijk, rainville. Bij Vianen v. hall. Zelf vond ik haar op Oost-bos bij
Voorschoten, als ook bij Weurt bij Nijmegen.
Gebruik. De bessen zijn verfrisschend, men zet dezelve op sterken drank te trekken, de bla-
-den worden soms bij de bereiding van bier. gebruikt.