
BOTRYCHIUM LUNARIA S w a r t z
OSMUNDA LUMRIA. LIM.
Trosdragend Maankruid.
Hoogduitsch. Gemeiner Kauterfarn.
Met Vrucht Junij-Julij. 4
Natuurlijk Stelsel. PI. Cryptog. Cl. III. Chbrophyta. Ordo m . Filices. Form. II. Anoegopteridee.
Fam. 31. Osmmdaceae. R eich.
Stelsel van linnaeus. PI. Cryptog. Cl. XXIV. Ordo II. Filices. Tribus L Ophgoglosseae.
B rown.
Geslachts kenmerken. Spica composita, capsulae sessiles globosae, semi-2-valves, sublateraliter
dehiscentes.__ De aar is samengesteld, de zaaddoozen zijn ongesteeld kogelrond, bijna tweekleppig,
nagenoeg aan de zijdè openberstende.
Soortelijke kenmerken. Fronde solitaria, pinnata, pinnis lunatis. — Het loof is alleenstaande
en gevind, de vinblaadjes zijn maanvormig, a. De geheele plant met de vruchten, h. De vruchten
vergroot, c. Eene vrucht zeer vergroot.
TSe geheele plant is van eene vrij donkere groene kleur, en ongeveer eene halve voet hoog.
G roeiplaats. Achter het Joden Kerkhof bij 'sHage. De G orter. Tusschen ’sHage en Zeiden.
V ermeulen. In de Vogelenzang. K ops. Te Ubhergen bij Nijmegen. D e B eijer. Bij de
S il it bij Utrecht, v. D. S ande L acoste.
Gebruik. Onbekend.