
ASPLENIUM'aDIAIVTUM NIGRUM. L. ASPIENIUM MONTANUM. W.
Zwart-bruinel Streepvaren.
Hoogduitsch. Schwarzbrauner Streifenfarn.
Met Vrucht. Augustus. September. 2f.
Natuurlijk Stelsel. PI. Cryptog. Cl. UI. Chlorophyta. Ordo UI. Filices. Formatio I. Thryptopterides.
Fam. 3 0 . Polypodiacea. Reich.
Stelsel van unnaeus. PI. Cryptog. Cl. XXIV. Sect. I. Ordo'IX. Filices verae.
Gesuchts kenmerken. Sori lineares, venis lateralibus impositi. Indusia membranacea, plan®,
versus costam debiscentia. Spr. — De vruchthoopjes zijn lijnvormig, op de zydelingsche aderen
geplaatst. De dekvliesjes zijn vliesachtig, vlak, en naar de middennerf toe openberstende.
Soortelijkb kenmerken. Foliolis oblongis pinnatifido incisis, laciniis apice dentatis, soris subcon-
fluentibus, stipite laevi. — De blaadjes zijn langwerpig, vindeelig en ingesneden, de slippen zijn aan
den top getand, de vruchthoopjes bijna inéénvloeijend, de steel is glad. o. De plant in natuurlijke
grootte, b. Een gedeelte van een blad met de vruchten vergroot.
De%e soort heeft hare bladen en bladslippen gevind, de sijdelingsche slippen h a lf gevind, en de
lobben eirond, magswipe getand. Bet geheele blad is driehoekig. De steel zwartachtig-bruin.
GROEIPL4ATS. jgjj Pietersberg bij St. Lavante, bij Maastricht, van hoven.
Gebruik. Men zegt dat bet een uitmuntend borstmiddel is. Vroeger verkreeg men uit de Varens
de potasch bij het vervaardigen van glas in gebruik.
De naam Asplenium komt van het Grieksch en beteekent Milt; aldus genoemd omdat men haar
oudtijds groote geneeskracht toeschreef tegen Miltziektens.