i>
Ribes nigrum. Dodon. Lob.
Ribes inerme floribus oblongis. Linn. H. Cliff. 269, Flor.
fuec. 296. Mat. med. 200. Roy. Prodr. 270.
Van de eerfte o f roode zo o rc , die het gcraeenft is , zyn
twee veranderingen, als 1. met geele o f geel-agcige Vrugc-
fte elen , welke het fmakelyft bevonden worden, dog deeze
verandering komt mogelyk alleen door de goede natuur des
gronds voort. 2. Tros-Aalbeße, deeze verfchilt niet van de
vorige gemeene , dan daarin dac de Befien rondom de Hooft-
ile el Tros- o f Druifs-wyze groeijen.
D e tweede zoort is hier te lande weinig b eken t, maar
word gezegt groote B e fien , als Hazel-noten van g ro o te ,
voort te b reng en, men moet ze derhalven niet verwarren
met onze gemeene roode z o o r t, die in een goede grond
grooter als gemeen worden kan. Daar word b y zommige
Botaniften {Hort. Reg. Blef. (fi aliia) ook gemelc van een
(Engelfche) Aalbefie-boom, met Kruisbefie Bladen , maar die
is ons onder die naam niet bekent geworden.
De derde en vierde zoort zyn b y ons bekent gen oeg, dog
inzonderheid de d erd e, om de verandering van Koleur.
D e vyfde zoort heefc kleine Bladen en kleine V ru g ten ,
en Vrugt-troifen die regt over eind fta an; dog men ziet
ze weinig.
D e zesde zoort is b y ons ook bekent genoeg. Daar is
een Virginifche zoort v a n , dog die by ons nog weinig bekent
is.
Voorts zoo zyn ’er nog eenige veranderingen, zoo wel
van de roode als witte Aa lb efie , als meede van de zoogenaamde
Korince-boora, die geel- o f wic-bonte Bladen hebben
, welke alleen uit L ie f hebberey gequeekt worden.
§ 3.
Aangaande de natuurlyke groei-plaats deezes Booms o f liever
Heefters; daar groeit een wiide roode zoort van Aalbefie
in Zwitferland, Frankryk, Engeland tvx
ciders, in de Heggen en BolTchen, die kleine zuure Vrugten
voortbrengt, maar waar uit buiten alle twyffel, alle de
andere Tuin-zoorten door de cultuur voortgekomen zyn.
D e kleine zo o r t , o f zoogenaamde Korinte-boom (§ 2.
N o . 5.) groeit in dezelfde G ew e ften , maar in Berg-agtige
paaltzen.
De zwarte Aalbefie (5 2. No. 6 .) groeit ook hier en daar
in de gemelde Geweften , en inzonderheid ook in de Noord.
lyke Landen , als in Zweeden, Noorwegen; Lapland, enz.
§ 4-
D e r o o d e , inzonderheid de groote Aalbefien met geele
Steelen, en de Tros-Aalbeßen, w o rden ’t meeft g e a g t , vervolgens
d ew ;/ / e , die heel zoet zyn ; de bonte o i ly f koleurige
zyn de flegcfte van fmaak , en b ly v e n ’t kleinft : De Ko-
rtnte-boom word alleen uit Liefhebbery geplant, ora dat het
door de cultuur een cierlyk Booratje kan Worden. De zwar-
te Aalbefien hebben weinig beminnaars om ze te eeten, weegens
haar ftinkende reuk en fmaak; hoewel deeze en geene
Menfchen die nog wel gaarne luften.
§ 5.
De groot- o f kleinheid der Vrugten , hangt ten eenemaal
a f van de hoedanigheid des Gronds, als meede van de jeugd
des B ooms , zoo dat de groote en kleine, in ieders zo o r t ,
eigentlyk geen veifchillende zoorten zyn. Men moet derhalven
, om groote Befien te hebb en, de grond wel bemes-
ten , en zulks alle Jaren , in de Herfft o f in ’c vrcege Voor-
ja a r ; ze begeeren ook liefft een zandagtige o f andere lofle,
welgeroerde en bearbeide Grond en verdragen de felfte koude
des Winters zonder ongemak.
§ 6.
De voortteeling gefchied op tweederhande w y z e , a ls ,
door Uitloopers en door S t e k , dog meeft op de laatfte w y z
e , dewyl ze gemakkelyk bewortelen, en dus beetere Vrugten
g e e v en , waar toe men de zwaarfte en langfte Loten en
H h v.an
i i '
’k-.a.t'. . .
r<
t