f r i
i l
lit' *
rct
Lài
;1
«iet verzuimt moet worden, de Aatde in de Kotven gedira-
tig te bcvogtigen, inzonderheid in drooge Zomer-tydeil.
§ I t ,
T o t 'i Su e ti« (5 9. N o . n .) fnyd men vah. dé zw a a ilté ,
kortiedige', eenjarige, fleurigfte Loten , m e t 3 ii 4 Vinger-
brced twee-jarlg Hout daar aan, en men kort ’t boven cinde
s f , gelyk te voren ('§ 9-) g “ ' g ' ™ =1»'
i e Botten aan blyven. D e ze Loten vervolgens onder oji-
gefponden o f een dtäai gegeben hebbende, fteekt men dezeb
ve (verftaat d a fe r e e n greppel tot dien einde moet gemaakt
Zyn ), op een g o e d e , warme, dog voor de fterkfte Zon iets
bcfdiadnwdc plaats, in een g o e d e , zandige ; welgcprepa-
teerde Aarde (5 4-)> ™ zodan ig, dat 'et maar i k 2. Botcet)
boven de Aarde nitfteken, en het overige Hour wat fchuins
in de Aarde korat, welke Lo ten doorgaans binnen twee Jaren
zo veel bewortelen , dat ze kunnen verplant Worden,
wlu r heen men begeert.
Men Steekt ze öok wel aan de Munreri en Stekkagien,
om ze daar, zonder te verplanten , te laten doorgroeijen ;
’C welk o o k , indien het gefchieden kan, altyd beter is als ’c
verplanten, devfyl ze vroeger aankomen en fleuriger Gewas
maken, tnaar dan moet men wel zorge dragen, N B . dat de
geitokene Loten , in het heetfte van de 2 omer voor dé
brandende Middags-hitte befchaduwt w o rd en , en daar en
boven als dan de Aarde door begiecing (in de Avond- o f
Morgen-Üond) vogtig gehouden worden, om dat z c anders
zeer bezwaarlyk op die plaatzen aan de gang raaken , en
dikwils geheel niet voortkomen; zynde voor de uitdrooging
des Gronds zeer dienftig , dat men dezelve met oude R u n d ,
K ro o ft, o f eenige andere Ruigte overdekt,
§ 12.
Wanneer nu deze geftokene L o ten beginnen te fpruicen,
en met meer als een Scheut groeijen, zo moet men alleen
maar een daar van behouden , en de o v e r ig e , namelyk de
zw a k f t e , na dat ze een paar vingers lang opgefchoten z y n ,
uitbreken, op dat de overblyvende enkelde Scheut met meet
kragt zoude kunnen groeijen# dewelke men# naar mate dat
die aangroeit. Van tyd tot tyd moet aanbinden. Ook moet
men, om dezelfde R e d e n , niet verzuimen alle Zyd-takjes»
die uit de Scheut voortfpruiten , als mede de Kru llen, b y
tyds weg te fnoeijen; maar men moet die vooral niet korten,
want dezelve daar door minder fterk zoude worden; ten ware
uit de N a tu u r ; Wordende deze Scheut daar na by de
volgende Winter-fnoeijing heel ko rt, dat i s , op 2 ä 3 Oo g
en , afgefiioeit, om in het daar aan volgende Jaar, goede
Loten te maken, en een kragcige jonge Wynftok te worden
: D it laatfte dient ook waargenomen, aan de Ingelegdö
L o ten , (§ 9.) Wat de verdere behandeling van ’t Snoeijen
aangaat, daar van zullen we in ’t vervolg breeder fpreken.
E n dewyl de geftokene Loten in het eerfte Jaar nog maar
tedere Worteis maken , die aan een fterke Vo rft niet wel
kunnen tegenftaan, zo moet men niet verzuimen, de Aarde
boven de W orte ls , tegen de Winter by aankomende fteikö
V o r f t , met Rund o f met ftrooagtige Meft te overdekken.'
i 13'
D e T y d van Steeken aangaande, zulks kan verrigt worden
in de He rfft, v an .d e tyd a f zo ras maar de Bladeren
gevallen zyn o f de groei ophond; o f in het Voorjaar, mkar
als dan hoe vroeger hoe b e t e r e ä r de Zappen klimmen en
de Loten bloeden , ’t welk haar in de groei zeer hinderlyk
is : De befte tyd agte de Herfft te zyn.
§ 14-
i) e Voortteeling der Wynßokken, door Uitlopers (§ 9. No*
3 .) betreffende, daar van valt weinig te z eg g en , alleen maar
dat men dezelve met zo' veel Wortels moet ziert van de
Moeder-boom a f te krygen, als ’c doenlyk is ; die men vervolgens
wat befnocijen en zuiveren raoet, en dan, behoorlyk
geplant zyn d e , raoet men dezelve in ’t vervolg in \ ee^
ß e
fte Jaar, voor fterke V o r f t , brandende Z o n , en Dro ogte ,
zorgvuldig bewa ren, op dat die wel in het gewas zoude
komen.
S IS.
D e Voortteeling der Wynßokken door haar Zaad ($ 9. N o .
4 .) gefchied zeer we inig, en niec anders als van L ie fh eb bers;
om Reden dat ’tdaar raede langzaam toegaat, eer men
Vrugten verkrygt; en daar en boven uit ’t Zaad doorgaans,
g elyk uit de meefte andere Oofc-vrugten, flegter Zoorten
voortkomen; hoewel onder een getal jonge Zaailinge'n,
z ig b y geval nog wel een o f eenige goede Eoorten op-
doen ; gelyk het ook zeker i s , dat alle de tegenwoordig
b ekende , verfchillige Zoorten van Druiven , niet anders
als door ’t Zaad voortgekomen z y n ; en aldus heefc ook die
Z o o r t , welke vroege van der Laan genoemt w o rd , en een
van onze b e f te , en fmakelykfte Zoorten i s , haten Oor*
fprong in Holland gekregen.
§ 16.
Die geene dan, welke luft en gedult genoeg hebben, offl
de Wynßok uic ’t Zaad te qu e eken, moeten ’t Zaad o f de
Korls nemen uic door-rype Druiven, van de befte ^Zoorten,
en het zelve voor de W inte r, in de Maand November, zaei-
je n , op een Bedde van g oed e, lo s z e , zandige Aarde toeber
e id , en op een g oed e, wa rme, zonnige, voor Winden ge.
dekte plaats, tegen o f omtrent een Muur o f Stake t, zorg
dragende, d a t ’t zelve de volgende Winter tot ’t Voor-jaar
to e , met wat lange M e ft, tegen de V o r f t , overdekt worde.
Wanneer nu ’c volgende Jaar de jonge Bomen voor den dag
gekomen z y n , moet de Grond tuffchen dezelve zorgvuldig
fchoon , en b y droogte bequaam vogtig gehouden worden:
O ok dient men z e , als zeer teer z yn d e , voor de brandende
Z o n in de heete Zonier-dagen te befchermen; vervolgens
moeten z e , naar mate datzeaangro eijen, aan Stokken gebenden
worden; en zo deze o f gene met meet als eene Scheut
g roeijen, raoet men de zwakfte wegfnoeijen en maar cen
behouden, op dat deze te fterker kan opgroeijen , gelyk te
voren (§ 12.) b y ’t Steeken gezegt is : O o k moet ftien, om
dezelfde R e d e n , alle B y - fch e iiten , die nevens de Botten
voortkomen, 20 ras men die maar gewaar w o rd , als meds
de Baarden o f Draden , wegnemen : Deze jonge Scheut
word daar na in de volgende H e r fft, even als de Takken
(§ 1 2 .) , op 2 á 3 Botten ingekort, en de hier uit voortko*.
mende Scheuten by de volgende Snoeijing weer wat kort gefnoeit,
om kragtig Hout-gewas, en vroeger Vrugten te verkrygen
: Daar na worden ze in de volgende Jaren met fnoeijen
behandelt, gelyk hier na aangewezen zal worden: De ze
uit Zaad voortgeteeldc Druive-bamen brengen doorgaans#
als ze wel behandeld z y n , in het iß e o f Jaar hunne eerfte
Vrugten voort. Indien men dan i , 2 , à 3 Zoorten verkregen
heefc, die een goede Hoedanigheid hebben , indien
ze niet boven andere excelleeren, men zal over de gedaane
moeite vergenoegt kunnen z yn. Het is aanmerkelyk, dat
’ t Zaad uit witte Druiven, blauwe, en dat van blauwe, wi{-
te Druiven geefc.
§ 17.
Aangaande de tyd van het verplanten der jonge Wyn-ßokken,
’t z y die uit Zaad , Ste e k , Inlegging, o f Uitlopers getcelf
z y n , zulks kan gefch ieden, zo wel in de Herfft als in heç
Voor-jaar, dog in deze laatfte tyd , hoe vroeger hoe be te r ,
zo ras maar de Winter over en de V o rft uit de Grond is ,
door dien anders dcBloeding in latere tyd , de groeijing veel
verhindert. D o g de Herfft-planting is altyd de befte voor
de Wyn-ßokken.
Men moet wyders tot ’t planten nooit andere als jonge,
welbewortelde, fleurige Wyn-ßokken verkiezen, om dat do
ondervinding leert, dat oude niet o f zeer bezwaarlyk aan ’c
groeijen raken; daar b y moet men zorg dragen, zodanige
te planten, die niet lang uic de Grond geweeft, en dus de
Wortels niet verdroogt z y n , ’t welk haar ook in de groei
zeer hinderlyk, ja veeltyds dodelyk i s , en om die R e d e n ,
moet men de Wortels der jonge Wyngaarden, als ze na verre
afgelegene Plaatzen gezonden zullen worden, in langwer-
S pige
m l
im
tí