: 'i'-
E z y zand- o f Ideyagtige Grond ; wordende in deze laatfte
de Bomen nogtans groter en Beuriger en brengen groter V ru g ten
voort, als die in Zand-grondcn groeijen, dog dc V ru g ten
van deze vallen wcl zo fmakelylc.
Daar is geen Vrugt-Boom my b eken t, die viezer omtrent
de Grond is als deze, en derhalven hier in meerder agtfiaging
van noden h e e f t : Want het wel g eb cu r t, dat ^cr Kerfen
geplant worden in Gronden die goed fchynen, en nogtans de
Bomen daar in niet aarten willen, ja dikwils in de kragt van
hun groei fchielyk alle verfterven, fchoon de Grond behoor-
]yk gedolven, en in de diepte geroert en los gemaakt is.
H y begeert juift geen zeer vctte Grond; maar is met een geringe
te vreden, als die maar vcrfch o f nieuw i s , dat is ,
waar in nooit o f in lange Jaaren geen Bomen, en wel inzonderheid
geen Kerfe-Botnen, gegroeit z y n ; want de ondervinding
leert, gelyk ik zelfs bevonden h eb , dat een Ker(e-Boom
geplant in de plaats daar een ander K e r fe -Boom geroeit is ,
nooit wel groeit, maar na eenige jaaren quynens verfterfc,
fchoon men nog zo veel moeite aanwend, om de Grond te
verbeteren o f te veränderen. W a g t U ook om de Grond
omtrent o f tuflchen de Kerfe-Bomen te meften; want dit doet
haar zekerlyk al quynende langzamer hand v erllerven; moet
men de Grond wat verbeteren, zo is zeer dienftig Blad-aar-
d e , van verrotte Bladen en T a k k en , met dc Aarde te vermengen
, o f andere goede vrugtbare Aarde.
§ 5.
Wanneer de Kerfe-Bomen beginnen Com uit tc w e rpen,
zulks is doorgaans een merkteken van haar zwakheid en na-
derende dood, inzonderheid als de Boom jong is ; derhalven
beliooit men zodanige jonge Bomen maar aanftonds uit tc
roeijen, en andere in de plaats te zetten.
S 6.
Alle zoorten van Kcrfm worden voortgequeekt door mid-
del van Smging, E«ting in de K k n , , o f Ocuhtrhg, op jonge
Plantzoenen die uit K r k h -S tm m gewonnen z y n , dog zulks
1 5
gefchied wel hooftzakelyk op de eerfte w y z e , dswy\*t entea
en oculeeren aan deze Vrugcboom dikwils niet al te wcl ilagen
w il. Hoe wel zulks ook veeltyds door verzuim o f onkuncle
ontftaat; want als men de Stammetjes ent terwyl ze heel jo n g ,
en nog maar s ä g jaaren oud z y n , en dat men zulks vroeg
in ’t jaar, te weten in Febriiary o f in ’c begin van Maart, ver-
r ig t , zullen z.e zelden o f weinige komen te miftcn; veron-
derftellende d a t ’c enten behootlyk w c l gedaan is , want hec
te diep tot op ’t merg fnocijen der Ent-ryfen, ook dikwils de
ocirzaak is dat dezelve niet vatten; zynde in het bezondere
de Kerfen in dezen zeer k cu r ig : En zo is ’t ook gelegen met
\ oculeeren-, moetende daar toe ook heel jonge Plantzoenen
gekozen , en de tyd van doening wel in agt genomen worden,
namelyk, wanneer ’t Sap wel ry ft , en dus ’t Plantzoen
en Oculatie w c l loiTen wil.
§ 7-
Men ent en zuigt de K e r fn ook wel op Uiilopers van be-
jaarde Kerfe-Bomen die op Kriek ge-ent z y n , o f , op Uitlo-
pers van wilde Krieken, daar die in ’t wilde wafTen , zynde
gevolglyk deze Uithpers van de natuur der Krieken, die uit
Saad voortkomen; dog men be v ind , dat deze Uitlopers weiniger
gewas maken en minder groot worden als Bomen uit ’c
Saad; en dat derhalven de Enten die daar op geftelc worden,
o ok kleiner Bornen , dog draagbaarder, worden als die op
Kriek uit ’c Saad ge-ent z y n ; waaroni deze Uithpers inzonderheid
gebruikt worden tot Bomen die klein zullen gehou-
den worden, als, Boiiißlns en Espaliers-Bomen.
§ 8.
T o t het Planten moet men nooit ouder ge-ente Bomen verkiezen
als van twee- o f drie-jarig Ent-gewas, en van gezoog-
de nooit ouder als van ddn ä twee-jarig Ent-gewas, om dat
ouder van gewas niet o f bezwaarlyk aan de gang raken. Verders
b y ’c planten in agt nemende ’t geen in ons ifle Deel
aangewezen is. In ’t bezondere agt gev ende, dat men dezelv
e niet te d iep, maar by na boven op de Grond plant, zo
D 2 dat